Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Blog Post

Psalmendagboek Dag 5: Psalm 3

27/07/2023 Column

Psalm 2 beschrijft ons de Koning die over Israël regeert en Psalm 8 beschrijft de Zoon des mensen die over heel de wereld regeert. Daartussenin vinden we vijf Psalmen (3 tot 7), waarin we Israël in grote nood vinden. Koning David, die moet vluchten voor zijn zoon Absalom (3:1; lees 2 Sam. 13-19), staat model voor dit zwervende en verdrukte Israël van zoveel eeuwen. Psalm 3 (zie vs. 6) is, net als Psalm 5, een morgenlied, zoals Psalm 4 een avondlied is (vs. 9).

David klaagt omdat zijn tegenstanders zo talrijk zijn (vs. 2) en vooral omdat zij beweren: ‘Er is voor hem geen verlossing (of heil, redding) bij God’ (vs. 3). Dat betekent: niet alleen het volk heeft jou, David, in de steek gelaten, maar God heeft dat eveneens gedaan. In Israëls geschiedenis is dat van heel Gods volk vele malen gezegd. En… Jezus’ tegenstanders beweerden hetzelfde van Hem (Matt. 27:43).

Maar David wist wel beter. En Jezus ook, en de getrouwen in Israël wisten door de eeuwen heen ook beter: God is een beschermend schild om ons heen, God maakt al onze heerlijkheid uit, God tilt ons hoofd op, zodat we vol hoop en vertrouwen zijn (vs. 4). Als David c.q. Israël tot de Here roept, antwoordt Deze zijn geliefden vanaf zijn heilige berg Sion (de tempelberg bij Jeruzalem). Zelfs in de eeuwen dat er op die berg allang geen tempel meer stond, bleef Israël als het ware zijn ogen opslaan naar die berg, die in oude tijden de woonplaats van de Sjechinah (Gods heilige Tegenwoordigheid) was geweest (en dat straks, in het Messiaanse rijk, weer zal zijn; Ezech. 43:1-5).

De getrouwe legt zich ’s avonds met een gerust hart te slapen, want Hij weet dat de Here met hem is (vs. 6). Zo kon Jezus slapen, zelfs te midden van de razende storm (Mark. 4:38). Zoals Hij niet bang was voor de wind en de golven, zo is de getrouwe Israëliet – wat Jezus zelf óók was – niet bang voor tienduizenden tegenstanders om hem heen (vs. 7; vgl. 27:3). Zoals de profeet Elisa zei: ‘Zij die met óns zijn (Gods beschermende engelenmachten), zijn méér dat zij die met hén zijn’ (2 Kon. 6:16).

‘Heil’ en ‘verlossen’ (vs. 3,8-9) is steeds hetzelfde grondwoord: j’sjoe‘ah, het woord waarvan ook de naam Jésjoea, ‘Jezus’, is afgeleid. God verbreekt alle tegenstanders van Israël; in ‘Jezus’ is al hun ‘heil’ gelegen (vgl. Jes. 43:11; Jer. 3:23; Hos. 13:4; Jona 2:9; zie ook Openb. 7:10; 19:1).