Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Blog Post

Psalmendagboek Dag 16: Psalm 9:10-21

07/08/2023 Column

Gisteren eindigden we met een korte beschrijving van het Messiaanse rijk, en de volgende verzen lijken een vervolg daarop: ‘De Here zal een vesting zijn voor de verdrukte in tijden van benauwdheid. En zij die in een innige relatie tot U staan, zullen hun vertrouwen op U stellen, want U, Here, hebt degenen die U zoeken, nooit in de steek gelaten’ (vs. 10-11). Dan volgt de beschrijving van de Koning zoals Die zal zijn als eenmaal aan alle benauwdheid een einde gekomen is: ‘Breng lof aan de Here, die op de berg Sion woont, vertel onder de volken zijn wonderdaden’. Dit zal pas letterlijk weer het geval zijn tijdens het Messiaanse rijk, als de Sjechinah op de nieuwe tempel zal neerdalen (Ezech. 43:1-5) en als de Messias zijn plaats zal innemen op de ‘troon van David’ in Jeruzalem (Jes. 9:6; Luk. 1:32). 

Geen mens die een ander mens vermoord heeft, zal door God over het hoofd gezien worden: Hij is de ‘wreker’ van het vergoten bloed, Hij zal geen verdrukte die tot Hem geroepen heeft, vergeten (vs. 13). Dat is de algemene regel, die David nu op zichzelf toepast: ‘Wees mij genadig, let op de verdrukking die mijn haters mij aandoen, U die mij wegrukt van voor de poorten van de dood’ (vs. 14; vgl. Ps.107:18; Matt. 16:18, Sje’ol/Hades). ‘Dan zal ik al uw lof vertellen in de poorten van Jeruzalem (van de poorten van de dood gaat het naar de poorten van Jeruzalem!) en mij in uw verlossing verheugen’ (vs. 15).

Als eenmaal het volle heil zal zijn doorgebroken (in het Messiaanse rijk), zullen de heidenvolken in hun eigen kuil zijn gevallen (zie 7:16), gevangen in het net dat zij voor anderen hadden gespannen (vs. 16). Dan zal de Here bekend worden als Degene die de grote eindoverwinning heeft behaald en zijn vonnissen heeft geveld, terwijl de goddelozen zichzelf buitenspel hebben gezet. Higgajon (misschien een muzikaal tussenspel), Selah (zie 7:6). De goddelozen verdwijnen in de Sje’ol (zie 6:6), al die mensen die God ‘vergeten’ (genegeerd) hebben (vs. 17-18). Maar de ‘armen’ en ‘behoeftigen’ (dat zijn in de Psalmen de vromen die lijden onder de geweldenaars) zullen niet langer ‘vergeten’ worden (zoals het zolang geleken heeft); hun hoop zal eindelijk vervuld worden (vs. 19).

Het slotgebed luidt: ‘Sta op, Here, laat de sterveling niet de overhand houden; laten de volken vóór U geoordeeld worden. Toon hun uw macht, Here, zodat ze bevreesd worden; laat hen weten dat zij slechts stervelingen zijn’ (vs. 20v.).