Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Blog Post

Psalmendagboek Dag 13: Psalm 8:1-5

04/08/2023 Column

Het woord Gittith (vs. 1) komt óf van Gath (dus: muziekinstrument uit Gath), óf van gath, ‘[wijn]pers’ (dus: wijngaardslied).

Psalm 8 begint met een lofprijzing aan God, die de Schepper van hemel en aarde is, en alles met zijn heerlijkheid vervult (vs. 2). God is geen stamgod of volksgod, ook geen berggod (vgl. 1 Kon. 20:23,28), maar de God van heel de wereld, en dus ook van alle mensen. Maar alleen diegenen onder hen die Hem daadwerkelijk liefhebben, kunnen tegelijk zeggen: ‘onze Heer’ (zoals christenen dat ook van Jezus zeggen: Hand. 15:26; 20:21 enz.).

Daarom prijzen zij die deze God dienen, Hem van harte: ‘Hoe heerlijk is uw naam’ (die uw diepste wezen uitdrukt). Vers 2 handelt mogelijk over de engelen, die God ‘in de hemelen’ grootmaken. En vers 3 noemt zelfs de kleine kinderen, die zo gauw zij beginnen te babbelen, God mogen eren. De Hebreeuwse tekst zegt ‘sterkte’, maar de Septuaginta zegt ‘lof’, en zo citeert Jezus het ook (Matt. 21:16). Het eerste gepraat van de zuigeling bewijst de grootheid van de Schepper, die de mens als sprekend wezen zo hoog boven de dieren heeft gesteld. Ja, dat gebabbel van de baby’s ter ere van God doet de goddelozen verstommen (beneemt hun de spraak). Het kindje dat God eert, heeft het al verder gebracht dan welke goddeloze ook!

Zelfs de ‘wrekers’ zal het zwijgen worden opgelegd (vs. 3b), want alleen aan God komt de uiteindelijke wraak toe (vgl. Deut. 32:35; Nah. 1:2; Rom. 12:19; Hebr. 10:30; zie ook Christus in 1 Petr. 2:23).

In vers 4-5 komen we tot de kern van de Psalm: als David het universum op zich laat inwerken, dan verbaast hij zich erover dat God de mens zo’n hoge plaats in het geheel heeft gegeven. Dat ‘Wat is de sterveling’ in vers 5 is opmerkelijk, omdat in Psalm 144:3 (‘wat is de mens?’) de nietigheid en zondigheid van de mens wordt uitdrukt, terwijl het in Psalm 8 alleen om de grootsheid van de mens – koning van de schepping – gaat, alsof er nooit een zondeval heeft plaatsgevonden! Hebreeën 2:5-9 geeft ons het antwoord: de Psalm mag dan in eerste instantie op de ‘eerste Adam’ betrekking hebben (zie Gen. 1:26-28), maar uiteindelijk gaat het hier om de ‘laatste Adam’ (vgl. 1 Kor. 15:45), de ‘Zoon des mensen’ (vs. 5b, ben-Adam), dat is Hij die in Daniël 7:13 neerdaalt met de wolken van de hemel (vgl. Matt. 24:30; 26:64; Openb. 14:14).