Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Blog Post

Diepere achtergronden van het Israëlisch-Palestijnse conflict IV (in aanvulling op mijn boekje ‘Wat iedere christen moet weten over Israël en de Palestijnen’)

25/11/2023 Column

8 De Onafhankelijkheidsoorlog (1948-49)

Hoe kan het dat de jonge staat Israël in de Onafhankelijkheidsoorlog van 1948-49 staande wist te blijven en een overweldigende meerderheid van Arabieren zich van het lijf wist te houden? Dat kun je een goddelijk wonder noemen. Maar er zijn ook enkele meer alledaagse redenen te noemen:

(a) De Arabieren waren volgens oude traditie hopeloos verdeeld onder elkaar door al hun onderlinge wrok en haat. Waren zij als een eenheid opgetreden, dan zou, naar de mens gesproken, de afloop van de oorlog heel anders zijn geweest.

(b) De Arabieren waren te weinig getraind en vooral te weinig gemotiveerd, om niet te zeggen laf. Dit in tegenstelling tot de Joden, die er alles voor over hadden om het enige land op aarde te verdedigen waar zij hoopten zich werkelijk thuis en veilig te kunnen voelen.

(c) De Arabieren bleken veel beter in terroristische aanslagen op onschuldige burgers dan in militaire veldslagen; maar helaas voor hen, met terreur win je geen oorlogen. 

(d) Daar kwam nog eens bij dat velen van de meer welvarende Arabische Palestijnen geen grote verwachting van de oorlog had en tijdig hun biezen pakten – om nooit meer terug te keren. Zij waren óf bang dat de Arabieren zouden verliezen, óf dat, als de Arabische legers zouden winnen, de Arabische leiders heel Palestina in chaos zouden dompelen.

(e) Door dit vertrek van veel rijken begonnen ook de minder welvarenden te vrezen dat de totale wanorde op komst was; zij besloten eveneens de wijk te nemen. Dit ondanks het feit dat de Joodse leiders de Arabische Palestijnen verzekerden dat hun niets zou overkomen als zij zouden blijven. Maar zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten. Veel Arabieren hadden gezworen de Joden in Palestina te vernietigen, en toen het oorlogsgevaar dreigde, werden veel Arabieren bang dat de Joden, als die zouden winnen, met hen precies hetzelfde zouden doen…

Onder de Palestijnen is deze Arabische uittocht bekend geworden als de Nakba (de ‘Ramp’), omdat zij het zo wisten te draaien dat al de 700.000 Arabieren die de staat Israël verlieten, daaruit door de Joden verdreven waren. Voor een klein deel was dit wel terecht, maar over het overgrote deel was het pure geschiedvervalsing. Het maakte al die 700.000, van wie velen uit puur eigenbelang vertrokken waren, tot ‘martelaren’.

Tussen het VN-besluit van 29 nov. 1947 en het uitroepen van de staat Israël (14 mei 1948), waren er al zoveel Arabische aanvallen op Israël geweest dat het een wonder was dat de Joodse leiders inderdaad de moed hadden die Joodse staat uit te roepen. Ze wisten immers precies wat hun boven het hoofd hing: de massale aanval van de omliggende Arabische landen op de jonge staat Israël. De Joden wilden niets liever dan in vrede met hun buren leven – de moslims kenden slechts haat en wrok.

Daarbij hadden de Israëli’s (zoals we hen nu kunnen noemen) hun eigen onderlinge problemen. Naast hun reguliere leger, de Haganah (waarvan de Palmach de militaire elite vormde), was er ook de Irgoen, die was voortgekomen uit de Haganah, maar zich tot een terroristische organisatie had ontwikkeld, die in haat en wraakzucht soms niet veel onderdeed voor zoveel Arabieren. (De latere Israëlische premier Menachem Begin maakte in die tijd deel uit van de Irgoen.) Berucht werd hun terroristische aanslag op het dorp Deir Yassin (9 april 1948), die tot een massaslachting leidde. Hoewel zulke voorbeelden gelukkig zeldzaam waren, werden ze door de moslim-propaganda natuurlijk uitgebuit om te bewijzen wat voor monsters ‘de’ Joden waren. De Joden zijn Gods volk, maar ze zijn geen volmaakt volk. In hun strijd tegen de Arabieren hebben ook zij zich soms verschrikkelijk misgaan. Wat bij hen echter uitzondering was, was bij de fanatieke moslim-Arabieren schering en inslag.

9 Jodenhaat

Het feit dat de geweldige Arabische legers in 1948-49, en ook later in 1967 (Zesdaagse Oorlog) en 1973 (Jom-Kippoer-Oorlog), er niet in slaagden de staat Israël te vernietigen, betekende voor hen een enorme vernedering. Een dergelijke vernedering had de Arabische wereld in haar geschiedenis nog nooit eerder meegemaakt; en dat terwijl het Arabische eergevoel juist zo sterk is. Nu ligt Jodenhaat al in de Koran besloten; maar deze massale vernedering wakkerde die Jodenhaat nog eens extra aan. De buitenwereld begrijpt dat niet: waarom kunnen Joden en Arabieren niet gewoon in vrede samenleven, net als Nederlanders en Belgen? Dat kunnen sommige moslim-Arabieren ook best; maar de massa van hen zal dat nooit kunnen. Dat komt door de islam én door de ondergane vernederingen.

Het vervelende voor hen is bovendien dat zij zo slecht met elkáár overweg kunnen. Het liefst willen de Arabische landen helemáál geen Palestijnse staat, maar willen zij allemaal zélf over Palestina regeren, waarbij zij elkaar onderling het licht in de ogen niet gunnen. Dat geldt trouwens zelfs voor de Arabische Palestijnen onderling: Al Fatah (de partij die de baas is op de West Bank) en Hamas (de partij die de baas is [of was] in de Gazastrook) haten elkaar bijna net zo sterk als zij samen de Joden haten.

Het enige waarover de Arabische landen, wat Palestina betreft, het samen eens zijn is hun verlangen de staat Israël te vernietigen. Ook het feit dat landen als Egypte en Saoedi-Arabië toenaderingen tot Israël hebben gezocht, was een puur pragmatisch-politieke zaak. De staat Israël mag niet bestaan. Dat nu al driekwart eeuw de Palestijnse vluchtelingenkampen in stand gehouden zijn (a) laat zien hoe weinig de Arabische landen om hun Palestijnse broeders geven én (b) dient ertoe de Jodenhaat voortdurend levend te houden: ‘Het is de schuld van de Israëli’s dat jullie hier zitten; haat hen dus’. En dat terwijl verreweg de meeste Arabisch-Palestijnse vluchtelingen uit zichzelf, of op aandrang van de Arabische buurlanden, Palestina in 1948 verlaten hebben (al hebben de Israëli’s hier en daar wel een handje geholpen). De Israëli’s hebben de in de staat Israël achtergebleven Arabieren geen enkel kwaad aangedaan, zolang deze zelf geen geweld pleegden. Omgekeerd is er geen enkele twijfel over dat de Arabieren de Israëli’s zoveel mogelijk zouden hebben uitgeroeid als zij de oorlog hadden gewonnen.