Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Blog Post

296 Begraven of cremeren?

22/01/2025 Column

Wat zijn christenen soms fel in hun oordeel over medechristenen, als die dingen doen die hun niet aanstaan. Soms trekken ze zelfs hun behoudenis in twijfel. We moeten niet zo snel oordelen over iemands al of niet behouden zijn. Wat verbeelden we ons wel? Als iemand de Here Jezus heeft mogen ontvangen als de Verlosser en Heer van zijn leven, wat matigen wij ons dan voor oordeel aan over zijn of haar behoudenis?

Natuurlijk is het veel meer voor de hand liggend dat een christen zich na zijn dood laat begraven. Christenen doen dat met het oog op de opstanding van hun lichaam. ‘De graven werden geopend en vele lichamen van de ontslapen heiligen werden opgewekt’ (Matt. 27:52). ‘Er komt een uur dat allen die in de graven zijn, zijn stem zullen horen en zullen uitgaan: zij die het goede hebben gedaan tot de opstanding van het leven, en zij die het kwade hebben bedreven tot de opstanding van het oordeel’ (Joh. 5:28-29). De doden staan op uit de graven, niet uit de urnen.

Soms betoogt men dat Jezus de jongeling te Naïn (Luk. 7:11-15), het dochtertje van Jaïrus (Mark. 5:22-24,35-43) en met name de reeds begraven Lazarus (Joh. 11:1-44) nooit had kunnen opwekken als die intussen al gecremeerd waren geweest. Strikt genomen is dat natuurlijk geen sterk argument. Is het voor God moeilijker iemand uit de as te laten herrijzen dan een dood lichaam te laten herrijzen dat al een zekere mate van ontbinding had ondergaan?

Tegelijk moeten we wel een beetje nuchter omspringen met die voorkeur voor het begraven. Van David lezen we dat zijn graf ook na duizend jaar nog steeds bestond (Hand. 2:29). Maar in Nederland moet je verschrikkelijk veel geld uitgeven als je zo’n langdurig graf voor jezelf en voor je geliefden zou willen verwerven (tenzij je voor de tegenwoordig populaire ‘natuurbegraafplaats’ kiest). De realiteit is gewoon dat de resten van de meeste christenen, die niet over cremeren zouden gepiekerd hebben, enkele tientallen jaren na hun begrafenis alsnog in het knekelhuis belanden. En toch gelooft gelukkig geen christen dat dit een verhindering voor God zou zijn om de betrokken gestorvenen uit de dood te laten opstaan.

Hetzelfde geldt voor mensen die door de leeuwen verslonden zijn, of die op brandstapels verbrand zijn, of die een ‘zeemansgraf’ gekregen hebben (en dus door roofvissen verslonden zijn). Ook wat die gelovigen betreft zal God er geen moeite mee hebben hen uit de dood te laten opstaan. Het is weliswaar ons ‘sterfelijk lichaam’ dat in de opstanding levend gemaakt wordt (Rom. 8:11); een ‘nieuw’ lichaam betekent niet een ‘ander’ lichaam, zoals je je oude kostuum verwisselt voor een nieuw. Maar voor God is het geen enkel probleem dat lichaam uit de verspreide bestanddelen weer tot leven te roepen. (Waarbij we verder sowieso maar niet te veel moeten filosoferen over de vraag wat precies de overeenkomsten en de verschillen tussen de oude lichamen en de opstandingslichamen zullen zijn.)

Ook vind ik het geen sterk argument om als bezwaar tegen cremeren aan te voeren dat bepaalde heidense godsdiensten eveneens hun doden verbranden in plaats van die te begraven. De redenering is dan dat, als christenen hun doden cremeren, zij daarmee iets ‘heidens’ doen. Dat lijkt me gewoon een drogredenering. Heidenen hebben hún motieven, christenen hebben hún motieven. Het feit dat Joden en moslims hun doden ook begraven, maakt van óns toch nog geen Joden of moslims? Als A en B allebei hetzelfde doen, wil dat niet zeggen dat A eigenlijk een soort B, of B eigenlijk een soort A is.

Ooit kreeg ik een vraag van een gereformeerde vriend (in een ver land) die wilde weten hoe ik over cremeren dacht. Hij zei erbij dat hij nogal claustrofoob was en dat het idee van in een kist onder de grond te liggen, hem niet erg aan stond… Maar dat zal wel niet helemaal serieus zijn bedoeld. Maar ja, zei hij, zoveel christenen in zijn omgeving waren het intussen doodnormaal gaan vinden zich na hun dood te laten cremeren. Dus wou hij graag weten wat ik ervan vond. Ik heb hem geschreven wat ik hier ook schrijf.

Héél serieus was mijn (veel oudere) gereformeerde vriend in een heel ánder ver land, die boer op een enorme boerderij was en mij ooit trots de plekken aanwees die hij in een bijgebouw voor de kisten van zijn vrouw en hemzelf en van zijn vier zonen had gereserveerd. Zulke dingen konden en mochten in dat verre land. Maar… toen zijn vrouw was overleden, biechtten zijn zonen hem op dat mama beslist niet begraven wilde worden, maar dat ze dat nooit aan haar man had durven vertellen. In dat derde-wereld-land werden namelijk nogal wat graven geschonden, waarbij men de lichamen liet rondslingeren op de paden na die van alle eventuele kostbaarheden beroofd te hebben. Mama vond de gedachte vreselijk dat dat ook ooit met háár lichaam zou kunnen gebeuren. En dus moest mama gecremeerd worden…

Mijn vriend gaf schoorvoetend toe (zoals hij me later zelf vertelde). En ziedaar: toen ik weer eens bij hem was, wees hij mij met trots een grote ladekast die hij had laten maken; in elk laatje moest de as komen van een van de familieleden. Intussen is hij ook zelf overleden; drie van de laatjes zijn intussen gevuld met de as van zijn vrouw en die van hemzelf, en die van een van de zonen… En in ieder geval wat pa en ma betreft, ben ik ervan overtuigd dat ik ze eens bij de Heer zal terugzien. De dag zal eenmaal komen dat ook hún laatjes geopend zullen worden, opdat zij opstaan uit de dood.