Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Blog Post

259 Een joods-christelijke kijk op de Torah

16/06/2023 Column

Zoals er bij veel christenen een onbijbelse kijk bestaat op de oudtestamentische Messiasverwachting (zie volgende column), zo bestaat er bij hen ook een onbijbelse kijk op de betekenis van de Torah (de Wet). Hun visie wordt bepaald door een verkeerd lezen van vooral Romeinen 6:14 (‘u bent niet onder de wet, maar onder de genade’) en 10:4 (‘Christus is het einde van de wet’). Uit de hele bediening van Paulus blijkt dat we ‘wet’ hier moeten lezen in de zin van ‘wetticisme’: een stelsel waarin iemands behoudenis afhankelijk wordt gesteld van goede wetswerken die een mens volbrengt (zie ook 1 Tim. 1:8). Van dát stelsel zijn wij door Gods genade in Christus gelukkig verlost, want door dat stelsel kan geen mens behouden worden. Maar diezelfde Romeinenbrief maakt duidelijk dat wij nog wel degelijk met de Torah te maken hebben. Zo zegt Romeinen 13:8-10: ‘Wees niemand iets schuldig dan elkaar lief te hebben; want wie de ander liefheeft, heeft de Torah vervuld. (…) De liefde doet de naaste geen kwaad. Daarom is de liefde de vervulling van de Torah’ (vgl. Matt. 22:40). En elders zegt Paulus: ‘Draag elkaars lasten, en zo zult u de Torah van Christus vervullen’ (Gal. 6:2).

De Torah van Christus is in essentie geen andere dan de Torah van Mozes, want die essentie is: God liefhebben boven alles en je naaste als jezelf (zie Matt. 22:36-40; Gal. 5:14). De ‘wet van Christus’ (oftewel de Torah van de Messias) is de nadere uitwerking van deze liefdewet. Daarom gaf Jezus zijn apostelen de opdracht alle heidenen tot discipelen (volgelingen) van Hem te maken, en wel (a) door hen te dopen in de naam van de Drie-Ene God en (b) door hen te leren bewaren alles wat Jezus hun geboden had (Matt. 28:19). Discipelen van Jezus worden geacht de Torah van de Messias te leren kennen en die in acht te nemen! Anders zijn ze geen knip voor de neus waard.

In de laatste nacht van zijn leven op aarde zei Jezus tegen zijn discipelen: ‘Als jullie Mij liefhebben, bewaar mijn geboden (…). Wie mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het die Mij liefheeft’ (Joh. 14:15, 21). En: ‘Als jullie mijn geboden bewaren, zullen jullie in mijn liefde blijven, zoals Ik de geboden van mijn Vader heb bewaard en in zijn liefde blijf (…). Jullie zijn mijn vrienden als jullie doen wat Ik jullie gebied’ (15:10, 14). Petrus vermaant de gelovigen ‘terug te denken’ aan ‘het gebod van de Heer en Heiland, door uw apostelen [verkondigd]’ (2 Petr. 3:2). En Johannes schrijft: ‘Hieraan weten wij dat wij de kinderen van God liefhebben, wanneer wij God liefhebben en zijn geboden doen. Want dit is de liefde van God, dat wij zijn geboden bewaren; en zijn geboden zijn niet zwaar’ (1 Joh. 5:2-3).

Let met name op deze laatste vijf woorden! Vergelijk dat eens met Petrus, die de Torah van Mozes een ‘juk’ noemt ‘dat noch onze vaderen, noch wij in staat zijn geweest te dragen’ (Hand. 15:10). En dat terwijl die Torah van Mozes in haar essentie (het liefdegebod) niet wezenlijk anders is dan de Torah van de Messias! Maar als je Jezus’ uitleg van de Torah van Mozes beluistert (Matt. 5:17-47), dan zie je dat die Torah van Christus (de Torah zoals Christus haar uitlegt) onnoemelijk veer zwaarder is dan de Tien Geboden in hun primaire, letterlijke betekenis. Hoe kan Johannes die geboden van Christus dan ‘niet zwaar’ noemen?

Om dat te snappen, moet je naar het Pinksterfeest kijken. Dat feest, dat christenen dit jaar op 28 mei gevierd hebben, valt bijna samen met het Pinksterfeest van de Joden, dat dit jaar op 25-27 mei viel. Het woord ‘Pinksteren’ is een verbastering van een Grieks woord dat ‘vijftigste’ betekent, want het feest valt op de vijftigste dag na de zondag in de joodse Pesachweek. Joden noemen het feest Sjavoe’ot’, ‘Wekenfeest’, vanwege de zeven weken tussen Pesach en Pinksteren. Bij Israël is het ’t feest van Gods schenking van de Torah op de berg Sinaï, bij christenen is het ’t feest van Gods schenking van de Heilige Geest op de berg Sion. Dat lijkt een enorm contrast, maar dat is het helemaal niet. Joden staan onder de Torah van Mozes, christenen staan onder de Torah van Christus, maar in beide gevallen kan de Torah alleen volbracht worden door de kracht van de Heilige Geest. Al in de Tenach is de profeet Ezechiël daarover heel duidelijk (36:27).

Dat doet de Torah: zij bewijst de goddelozen dat zij goddeloos zijn, doordat zij indirect het bewijs levert dat goddelozen Gods wil niet kunnen doen en niet willen doen (vgl. Rom. 7:7-11; 1 Tim. 1:8). Maar tegelijk wijst de Torah de rechtvaardigen de weg die zij gaan moeten, de weg van God, terwijl de Heilige Geest hun de kracht schenkt om die geboden ook daadwerkelijk te volbrengen.Zie veel uitvoeriger: W.J. Ouweneel, De Torah vanuit joods en christelijk zicht (Zwolle: Scholten Uitg. 2023) (deel 2 van een joods-christelijk drieluik).