227 Bach en gereformeerd: gaat dat samen?
Wat een leuk probleem heeft dominee Gert Jan Baan geschapen! Ik ken hem wel: ik heb hem één keer horen preken over Titus in een Zeeuws plaatsje. Dominee Baans liefhebberij is Johan Sebastian Bach, en onlangs is hij in Apeldoorn op Bachs vroege Paascantates gepromoveerd. Dat is voor een dominee bij de Gereformeerde Gemeenten toch wel bijzonder. Baan over Bach: van harte gefeliciteerd, dominee! Hij weet misschien dat ook ik een minnaar van Bach ben. Enkele decennia geleden heb ik gedurende veertien jaren voor de EO-radio alle vocaal-religieuze werken van Bach mogen bespreken, inclusief alle cantates van Bach, plus nog wat andere componisten, maar Bach was de hoofdmoot. Ook heb ik ooit een boek over Bachs Matthäeus-Passion geschreven, dat naderhand door Kok is heruitgegeven en dat zelfs de aandacht van Bachkenner Maarten ’t Hart trok (zie diens boek over Bach).
Tijdens de verdediging van zijn proefschrift kreeg Baan de vraag wat voor nut zijn onderzoek eigenlijk had voor de kerkelijke gemeenten. Daarop deed Baan een opmerkelijk uitspraak: hij zou wel wat meer Bach in de kerkelijke eredienst willen! Hij zeizich graag in te zetten om ervoor te zorgen dat er binnen de kerk meer oog komt voor de ‘prachtige muziek van Bach en dat deze op welke wijze ook meer wordt geïncorporeerd in de eredienst’. Maar hij wilde daar niet de barricaden voor op…
Dat zijn verbazingwekkende uitspraken voor iedereen die de Gereformeerde Gemeenten een beetje kent. Ik was dan ook bijzonder nieuwsgierig wat voor soort reacties uit eigen kring hij zou ontvangen. En ja hoor, daar kwam de reactie, en wel van dominee G.J. van Aalst, hoofdredacteur van het GerGem-blad De Saambinder. Hij schreef zelfs uitvoerig over het proefschrift en de uitlatingen van confrater Baan. Daarin deed hij onder andere deze uitspraken (als ik de samenvatting van CIP mag geloven): ‘Onze gereformeerde belijdenis laat geen ruimte voor Bach in de eredienst’ en ‘Wij willen niet wijzer zijn dan God’ en ‘Wij zijn niet luthers, ook niet in onze eredienst’.
Kijk, dat interesseert mij nu bijzonder, zowel als theoloog alsook als Bachminnaar. Ten eerste: doet de ‘gereformeerde belijdenis’ (ik denk dan toch aan de drie Formulieren van Enigheid) inderdaad uitspraken over muziek in de eredienst van zodanige aard dat Bach daarin niet thuishoort? Waar staat dat dan geschreven?
Ten tweede: ook de Gereformeerde Gemeenten gaan toch uit van het Sola Scriptura (‘Alleen de Schrift’), een beginsel dat toch altijd welk belijdenisgeschrift dan ook overstijgt? Welnu, waar lezen wij in de Bijbel dat de gemeentezang uitsluitend door het orgel begeleid mag worden? Iedereen weet dat het orgel volkomen ten onrechte de Statenvertaling van Psalm 150 is binnengesmokkeld. Het woord dat met ‘orgel’ vertaald is, betekent ‘fluit’ of een vergelijkbaar blaasinstrument. Laten we ons trouwens beperken tot het Nieuwe Testament, want ook de trompetten, luiten, harpen, tamboerijnen en cymbalen van Psalm 150 zouden sowieso te veel zijn voor de gereformeerde eredienst – om over de dans maar te zwijgen (ondanks Luk. 7:32; 15:25). Maar ook het Nieuwe Testament spreekt over de fluit, de harp en de trompet in 1 Kor. 14:7-8. Interessant is ook vers 15b, waar letterlijk staat: ‘Ik zal met de geest tokkelen, maar ik zal ook met het verstand tokkelen’. Het gaat hier om gemeentezang onder begeleiding van het getokkel op snaarinstrumenten. Met dat orgel in de kerk is daar helaas geen sprake van. Dan zouden de piano en de gitaren veel bijbelser muziekinstrumenten zijn! Dat heeft met de mate van afstand houden van Rome (zoals Luther volgens Van Aalst te weinig deed) en met luthers of gereformeerd niets te maken.
Het vreemdste element in de reactie van Van Aalst is dit: ‘De eenvoudige Woordbediening is hét door God gewilde middel’. Middel tot wat? Bedoelt Van Aalst – echt gereformeerd – dat de ‘eenvoudige’ (wat is dat?) Woordbediening centraal moet staan in de kerkdienst? Dat zou ik erg onbijbels vinden. In Johannes 4:23 zegt de Here Jezus dat de Vader aanbidders ‘zoekt’ – niet predikers, evangelisten of theologen, maar aanbidders. Waar is de aanbidding in de gereformeerde kerkdienst? Er worden een paar psalmen gezongen, die vaak niet eens lofpsalmen zijn. Gods Woord is uiteraard belangrijk, maar de lofprijzing is niet minder belangrijk – God heeft er recht op en verlangt ernaar – en die is in de gereformeerde eredienst altijd een ondergeschoven kindje geweest. Dat heeft niets met Rome te maken, en alles met het Sola Scriptura. Zeker, dominee Van Aalst, wij willen niet wijzer zijn dan God – en juist daarom behoren wij aan de lofprijzing eenzelfde plaats als de preek te geven.
Inderdaad, er is een groot verschil tussen lutheranisme en calvinisme op dit punt. De schitterende kerkmuziek van Bach dateert hoofdzakelijk uit zijn periode als cantor te Leipzig (1723-1750). Voordien was hij kapelmeester te Anhalt-Köthen (1717-1723), waar de eredienst gereformeerd was en er dus geen plaats was voor kerkmuziek. Dat had gelukkig één voordeel: in plaats van kerkmuziek componeerde Bach hier ‘wereldlijke’ (niet wereldse!) muziek zoals de zes Brandenburgse Concerten en zijn vele suites voor cello, viool en klavecimbel. O, wat een vreugde geeft deze muziek! En ziedaar: boven veel van dergelijke wereldlijke muziek schreef Bach ‘J.J’ (Jesus Juva = Jezus, help [mij]!) of SDG (Soli Deo Gloria = Alleen aan God de eer!). Voor hem was er geen essentieel verschil tussen zijn kerkelijke en zijn wereldlijke muziek: het was alles tot eer van God. Dat heeft de lutheraan Bach beter begrepen dan de gereformeerden, die in feite alle muziek uit de eredienst hebben gebannen (zelfs op het orgel was Calvijn tegen). In de eeuwige gelukzaligheid zal de lucht vervuld zijn van het geluid van harpen en trompetten, zoals het boek Openbaring vertelt. Geen orgels… dat zal zelfs de organist Bach misschien tegenvallen….