220 Bestaat er zoiets als ‘christelijke politiek’?
Het was een interessante vraag die jl. woensdag door CIP aan theoloog Alain Verheij werd voorgelegd: ‘Hoe definieer je “christelijke politiek”?’ Zoiets moet je hem zeker vragen, want Verheij heeft een originele manier van formuleren. Dat is natuurlijk wel wat anders dan een correcte manier. Verheys antwoord was namelijk: ‘Christelijke politiek bestaat niet. Van de radicaliteit van Christus’ leer en leven en sterven is geen partijprogramma te maken. Politiek sluit daarvoor veel te veel compromissen, en daarom ging Jezus nogal laconiek en onverschillig om met politici. Hij had geen tijd voor hun gehannes. Het duidelijkste zie je dat in het totale wederzijdse onbegrip tussen Pontius Pilatus en Jezus.’
Daar ben ik het eerlijk gezegd niet erg mee eens – en dat lijkt me zo vlak vóór de verkiezingen een punt van belang. Het gaat natuurlijk ‘slechts’ om een interview, en als Verheij het verhaal zelf geschreven had, zou hij zich wellicht nauwkeuriger hebben uitgedrukt. Zoals het er nu staat, lijkt het mij dat Verheij christelijke politicologie verwart met het alledaagse christelijke handwerk. Het eerste is theoretisch en is gebaseerd op een christelijke staatsvisie; het tweede is puur praktisch, en inderdaad vol compromissen en ‘vuile handen’.
Eigenlijk zou je eerst een vóórvraag aan Verheij moeten stellen: bestaat er zoiets als christelijke wetenschap? Ik ben uiterst benieuwd naar zijn antwoord! Als Verheij ‘nee’ op die vraag zegt, dan is de theologie óf niet christelijk, óf theologie is geen wetenschap; dan zijn hij en ik in dit opzicht dus geen wetenschappers. Niet dat dat erg zou zijn, maar het is wel de consequentie van het ‘nee’.
Antwoordt Verheij met ‘ja’ – er bestaat wél christelijke wetenschap – dan is er ook zoiets als christelijke politicologie, dat wil zeggen een politieke wetenschap die is opgezet vanuit een christelijk-wijsgerige wereldbeschouwing. En dan zijn er ook partijen denkbaar die daarvan uitgaan.
We moeten theorie en praktijk niet verwarren. Verheij zegt: ‘Van de radicaliteit van Christus’ leer en leven en sterven is geen partijprogramma te maken’. Klopt – en daarom is er net zomin theologie van te maken. ‘Theologie’ is ons eigen stuntelige verwoorden van de christelijke leer vanuit een bepaalde christelijk-wijsgerige wereldbeschouwing, en die leid je niet zomaar even uit bijvoorbeeld de Bergrede af (zoals Verheij lijkt te suggereren). En ‘politicologie’ is de wetenschap die zich onder andere afvraagt welke staatsvisie bij een christelijke wereldbeschouwing past, en die leid je niet zomaar even uit bijvoorbeeld Romeinen 13. Eerst proberen christen-filosofen een christelijk-wijsgerige wereldbeschouwing te construeren. Die halen we niet ‘uit de Bijbel’ – de Bijbel bevat geen filosofie – maar christen-wijsgeren denken heel voorzichtig dat zij daarbij – met vallen en opstaan – wel ‘geïnspireerd’ worden door de Bijbel.
Uit zo’n christelijk-wijsgerige wereldbeschouwing kunnen ze dan vervolgens proberen een christelijke natuurbeschouwing, cultuurbeschouwing, staatsbeschouwing, mensbeschouwing en/of geschiedbeschouwing af te leiden, enzovoort. André Rouvoet, een vroeger kopstuk van de ChristenUnie en ex-minister (ook zo iemand die ‘vuile handen’ heeft gemaakt…!), heeft dat prachtig uitgewerkt in zijn boek Reformatorische staatsvisie (1992). Dat boek raad ik Verheij (en anderen) van harte aan; het is bij boekwinkeltjes.nl zo te bestellen.
Dat Jezus ‘nogal laconiek en onverschillig’ met politici omging en dat hij ‘onbegrip’ had jegens Pilatus, kan ik in de Bijbel niet vinden; integendeel, Hij kon behoorlijk naar ze uithalen. Zo noemde hij onder andere koning Herodes een ‘vos’ (Lukas 13:32), en dat was niet erg laconiek en onverschillig bedoeld. Had Herodes nu maar een bijbelgetrouwe staatsbeschouwing gehad, dan had Jezus dat vast niet gezegd…J
Van een (theoretische) christelijke staatsbeschouwing naar de praktijk van de politiek is inderdaad een enorme stap; dat zal niemand ontkennen. De ChristenUnie heeft het in de kabinetten waaraan zij heeft deelgenomen, aan den lijve ondervonden. Maar om daaruit te concluderen dat er niet zoiets bestaat als ‘christelijke politiek’ is weer de verwarring van theorie en praktijk. Ook al maken christelijke partijen noodgedwongen vuile handen, net als de andere, ik vraag in de eerste plaats naar hun geloofsuitgangspunt. En dan zijn christelijke marxisten en christelijke fascisten voor mij hetzelfde als vierkante cirkels. (Dat ligt een tikkeltje anders bij christelijke libertariërs en dito klimaatactivisten, want die zijn mijns inziens wél te verenigen met een christelijke staatsvisie; maar dat voert nu te ver.)
Het is waar dat zich christenen in veel (alle!?) politieke partijen bevinden, en dat is op zich best mooi. Maar christelijke politici noem ik geen christen-politici. Dit klinkt misschien als spijkers op laag water zoeken, maar ik bedoel ermee dat zij niet uitgaan van een christelijke staatsvisie, maar van bijvoorbeeld het liberalisme of het socialisme, die als denkrichtingen in de geschiedenis beide hun wortels hebben in stromingen die van het christendom niet veel moesten hebben. (Denk aan de strijd van christen-politici tegen liberale en socialistische politici in ons land in de laatste twee eeuwen.)
Dat betekent trouwens niet dat wij – bijvoorbeeld Verheij of ik – geen kritiek op de ChristenUnie zouden kunnen hebben. Maar ze aan te wrijven dat ze ‘vuile handen’ hebben gemaakt, vind ik niet billijk. Zonder compromissen is er, zeker in een ‘coalitieland’, helemaal geen politiek mogelijk. Als Verheij daartegen is, moet hij ook maar beslist niet gaan stemmen, want óf hij stemt op een protestpartij (en daar schiet niemand wat mee op), óf op een potentiële regeringspartij – die dus ‘vuile handen’ zal maken. Of mogen alleen ‘christelijke’ partijen geen ‘vuile handen’ maken, omdat dat bij ‘christenen niet past’? Hij heeft wel gelijk wat de SGP betreft; die zal nooit aan een kabinet deelnemen, wel mee discussiëren, maar nooit verantwoordelijkheid op zich nemen. Maar ik waardeer het juist enorm in de ChristenUnie dat zij enerzijds van de mooiste staatsvisie uitgaan die ik in dit land ken, en tegelijk niet te beroerd zijn zich medeverantwoordelijk te maken voor het runnen van ons land.