178 Het barst van de Willems
Ik heb maar één stamhouder, en dat is niet veel. Gemiddeld zijn 25% van je kleinkinderen ‘stamhouders’, dat wil zeggen: kinderen die je familienaam voorzetten, en dat moeten dus zonen van zonen zijn (afgezien van het feit dat je vandaag ook de familienaam van je vrouw of moeder kunt aannemen). Bij mij is het slechts 9%… Maar die ene is dan ook naar mij vernoemd en heet Willem Abel Ouweneel; vorige week is hij 19 geworden. Hij heet in de wandeling Abel, maar als hij mij mailt, ondertekent hij met Willem Abel, wetende hoe ik daaraan gehecht ben. Hij weet bovendien dat hij een zoon is van Evert (1972), zoon van Willem (1944), zoon van Evert (1916), zoon van Willem (1887), zoon van Evert (1851). Zoiets gaat je niet in de kouwe kleren zitten! Ik heb hem er dus ook uiterst behoedzaam op attent gemaakt dat hij, mocht hij ooit een zoon krijgen, wel zal weten hoe hij die zal moeten noemen… 🙂 (als zijn vrouw het er tenminste mee eens is).
Ik heb al eens eerder verteld dat mijn opa Willem naar zijn moeders vader had moeten worden vernoemd, dus Adrianus (opa’s oudere broer Leendert was al naar vaders vader vernoemd). In plaats daarvan heette hij Willem. Dat was tegen de regels! Maar er was een goede verklaring voor: hij werd vernoemd daar een oom die anderhalf jaar eerder, pas 22 jaar oud, was verdronken in de Lek, voor de wanhopige ogen van mijn overgrootvader Evert en mijn betovergrootvader Leendert. Dat maakte veel indruk op vader Evert, en dus noemde hij de eerstvolgende zoon die hij kreeg, niet Adrianus, maar Willem. (Die Adrianus is er toch wel gekomen, hoor; dat was mijn ‘ome Janus’).
Deze Willem was vernoemd naar zijn overgrootvader Willem van der Graaf (1775), landbouwer in Lekkerkerk. Deze was weer vernoemd naar zijn moeders vader, Willem Cornelisz. Back (1709), landbouwer in Krimpen aan de Lek en zelfs heemraad aldaar (bestuurder van een waterschap). Deze Willem was vernoemd naar zijn overgrootvader, Willem Theunisz. Rustwat (ca. 1626??), ook wel genaamd Decker, want rietdekker was zijn beroep in Ouderkerk aan de IJssel. Die naam lijkt me beter, want ‘Rustwat’ suggereert nou niet dat deze Willem, of zijn voorvaderen, harde werkers waren…
Maar naar wie Willem Rustwat vernoemd is, is mij een raadsel. Niemand gaf in die tijd zijn kinderen ‘vrije’ namen, en dús moet er ergens een Willem in de familie zitten. Dat kan een oom zijn, maar die moet dan toch ook naar een voorvader zijn vernoemd. Maar helaas: Willems 16e-eeuwse grootvaders heetten Maerten Geleijnsz. (Ouderkerk aan de IJssel) en Harmen Dircxz. (Gouderak) (allebei toen nog zonder familienaam). En de vier overgrootvaders heetten Geleijn, Theunis, Dirck en Arien. Nergens een Willem te bekennen. Willems ouders, Theunis Maertensz. Decker alias Rustwat en Annichgen Harmensdr., konden de naam ook niet uit de Bijbel halen, want daarin komt de naam niet voor. Er zijn weliswaar ook nog vier ‘heilige’ Willems – Willem (Guillaume) van Aquitanië, Wilhelmus Firmatus, Wilhelmus van Donjeon en Wilhelmus van Aebelholt – maar zouden Theunis en Annichgen deze heilige mannen gekend hebben?
Ik moet het dus in een andere richting zoeken. Zou deze Willem bij uitzondering vernoemd kunnen zijn naar een Willem uit het huis Oranje-Nassau!? Inderdaad zou hij geboren kunnen zijn in de tijd dat ook stadhouder Willem II, prins van Oranje, geboren werd (27 mei 1626). Zouden Willems ouders, Theunis en Annichgen, zulke verwoede Oranjeklanten geweest zijn? Of moet je zeggen dat – omdat het Huis van Oranje sterk door de orthodoxe calvinisten werd gesteund – Theunis en Annichgen ook vurige calvinisten zijn geweest?
Voordat je verder leest, zeg eens snel: is onze koning Willem-Alexander, die een nazaat van onnoemelijk veel Willems is, ook een nazaat van stadhouder Willem II? Ik zal het je straks vertellen. Niet spieken, eerst denken! Op de lagere school is het per slot van rekening duidelijk uitgelegd… Als je het antwoord goed hebt, beloof ik je een geheel onverzorgde voetreis naar Dillenburg!
Stadhouder Willem II was de zoon van stadhouder Frederik Hendrik, prins van Oranje, en diens nicht, Amalia van Solms. Van alle (minstens) 61 kleinkinderen van Willem I de Zwijger, de ‘Vader des Vaderlands’ (1533-1584), was Willem II de enige kleinzoon die aanmerking kon maken op de opvolging als stadhouder. Dus ook al weinig stamhouders! Nummer II leed aan de pokken en stierf al op 24-jarige leeftijd (net als de dame over wie ik vorige week schreef). Hij had helaas nogal wat mensen tegen de haren in gestreken – onder andere door zijn mislukte verrassingsaanval op Amsterdam (bedoeld om de macht van de Hollandse regenten te breken) – zodat na zijn vroege dood geen opvolger gezocht werd; het Eerste Stadhouderloze Tijdperk begon (1650-1672, eindigend in het Rampjaar, toen Willem II’s postuum geboren zoon stadhouder Willem III werd).
Willem I de Rijke (1533) was de oudste zoon van Willem de Rijke, graaf van Nassau (1487), die, neem ik aan, vernoemd is naar zijn moeders broer, de jong gestorven Willem III landgraaf van Hessen (1471-1500).Ten slotte het raadsel dat ik je opgegeven had: Willem-Alexander stamt niet van Willem II af, maar wel van diens zuster, Albertine Agnes, die trouwde met graaf Willem Frederik van Nassau-Dietz, stadhouder van Noord-Nederland. Hun achterkleinzoon, prins Willem IV, werd erfstadhouder van de hele Republiek der Verenigde Nederlanden, grootvader van koning Willem I en zo ook voorvader van koning Willem-Alexander. Deze laatste stamt dus wel degelijk af van stadhouder Willem I de Zwijger – wat nog wel eens over het hoofd gezien wordt – zij het niet in de mannelijke lijn van de Oranje-Nassaus, maar van Albertine Agnes. die haar prachtige sporen heeft nagelaten in het landgoed Oranjewoud bij Heerenveen. Zo, en nu hebben we het genoeg over Willems gehad!