Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Blog Post

Psalmendagboek Dag 30: Psalm 18:19-29

21/08/2023 Column

David vertelt verder: ‘Zij (d.i. mijn tegenstanders) namen het tegen mij op in de dag van mijn onheil, maar de Here was mijn ondersteuning (of staf; hetzelfde woord als in Ps. 23:4). Hij voerde mij (vanuit de benauwdheid, engheid) in de ruimte (vgl. 4:2), Hij redde mij uit, want Hij had vreugde aan mij (vgl. Spr. 8:31; Jes. 43:4). De Here handelde (of: handelt) met mij naar mijn gerechtigheid (nl. Davids onschuld tegenover koning Saul); naar de reinheid van mijn handen (tegenover diezelfde Saul; vgl. 1 Sam. 24:4; 26:6) heeft Hij mij vergolden (of: vergeldt Hij mij)’ (vs. 19-21). Met vreugde en dankbaarheid mag David vaststellen dat hij zich nooit tegenover Saul misdragen heeft (vgl. 1 Sam. 24:6; 26:11), en daarom mag hij weten dat de Here ook vreugde aan hém beleeft.

Maar het gaat verder dan dat. David heeft niet alleen tegenover Saul zich niet misdragen, maar ook niet tegen de Here in brede zin: ‘want’, zegt David heel algemeen, ‘ik heb de wegen van de Here in acht genomen en ben niet goddeloos van mijn God afgeweken. Want al zijn rechtvaardige eisen waren vóór mij en zijn inzettingen heb ik niet weggedaan; ik was oprecht voor Hem en ik hoedde mij voor (eventuele) ongerechtigheid van mijn kant’ (vs. 22-24). Dit heeft de Here later, zelfs na Davids dood, geheel en al bevestigd (zie bijv. 1 Kon. 9:4; 11:34,38; 14:8). Hij deed dit ondanks de latere zonden die David bedreven had (mét Bathseba, tégen Uria; denk ook aan zijn volkstelling en de gevolgen) – want die zonden had hij beleden (vgl. Ps. 51) en de Here had ze uitgewist!

Enerzijds is alle goedheid die de Here de zijnen bewijst, pure genade. Maar anderzijds is er ook wel degelijk beloning ‘naar hun werken’ (Matt. 25:21,23; Rom. 2:6; 2 Kor. 5:10; Jak. 2:17-26; Openb. 2:23). Daarom zegt David: ‘Zo beloonde de Here mij overeenkomstig mijn gerechtigheid, overeenkomstig de reinheid van mijn handen in zijn ogen: bij de barmhartige (zoals ik) toont U Zich barmhartig, bij de oprechte toont U Zich oprecht, bij de reine toont U Zich rein, maar bij de verdorvene toont U Zich een tegenstander. Want U verlost het onderdrukte volk, maar de hooghartige ogen (vgl. Spr. 6:17) vernedert U’ (vs. 25-27).

En ten slotte (voor vandaag): ‘Want U bent het die mijn lamp doet lichten (d.w.z. die mijn levensvlam in stand hout); de Here, mijn God, doet mijn duisternis opklaren’ (vs. 29).

De volgende aflevering verschijnt pas weer op vrijdag 25 augustus.