Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Blog Post

281 Wanneer zal Wim van Vlastuin wél op de bijbelse ‘landbelofte’ ingaan? 

15/02/2024 Column

Graag wil ik collega en broeder (en naamgenoot) prof. dr. Wim van Vlastuin hartelijk danken voor zijn uitvoerige commentaar op mijn column over zijn boekje Israël, Gods oogappel en wij [zie daarvoor Cvandaag.nl van 13 en 14 febr. jl.]. Wel jammer is mijns inziens dat hij uitvoerig ingaat op mijn (vermeende) lees- en denkwijze en daarbij – geheel ten onrechte – suggereert dat ik het Oude Testament te weinig lees door de bril van het Nieuwe Testament. Ik denk eerder dat het net omgekeerd is: in de traditionele vergeestelijkingstheologie worden de oudtestamentische beloften en profetieën grotendeels vermorzeld.

Maar bovenal gaat Van Vlastuin in zijn weerwoord zo weinig in op de zaak zelf: hoe denkt hij over de ‘landbelofte’? Daar laat collega Wim zich in het hele boekje niet over uit, en ook in zijn weerwoord laat hij ons in het ongewisse.

De badinerende wijze waarop hij mijn eigen (vermoedelijke) opvatting omtrent de ‘landbelofte’ weergeeft, stelt mij niet erg gerust: ‘Daarom overweeg ik een andere optie, namelijk dat voor Ouweneel de stichting van de staat Israël één op één de vervulling is van bijbelse profetieën aangaande de landbelofte. In de profetieën van het Oude Testament kunnen we met wiskundige helderheid lezen wat er sinds 1948 is gebeurd.’

Dat is nogal onzinnig. Ik ken geen enkele serieuze bijbelverklaarder die zó (wiskundig nota bene) naar de stichting van de staat Israël in 1948 kijkt. Die stichting was niet de vervulling van welke bijbelse profetie dan ook, laat staan ‘één op één’. De bijbelse ‘landbelofte’ wordt pas vervuld bij de komst van de Messias, die de ‘troon van David’ zal bestijgen (Luk. 1:32) en vanuit (het geestelijke, maar toch aardse) Jeruzalem zijn rijk van vrede en gerechtigheid zal stichten, waarvan het bekeerde volk Israël het centrum zal zijn (Jes. 9:5v. en vele andere). Maar wat er de laatste ruim honderd jaar in Palestina is gebeurd, is naar de stellige overtuiging van miljoenen christenen wel de uiterst belangrijke aanloop naar de vervulling van de bijbelse profetieën. Daar kun je niet omheen, vooral nu de strijd in en rond Gaza weer in alle hevigheid is losgebarsten. En daarin gaat het ten diepste om deze hamvraag: Is Israël nog steeds Gods volk? En is het land Israël nog steeds Gods beloofde land voor Israël?

Om die vragen kun je niet heen. Wie Kerst 2023 over ‘Israël, Gods oogappel en wij’ schrijft – zoals broeder Wim gedaan heeft – zonder daarbij behoorlijk in te gaan op wat God vandaag onder Israël aan het doen is, is als iemand die het kerstverhaal vertelt, maar daarbij de kribbe of de ster niet vermeldt (omdat hij daarover niet ‘simplistisch’ wil schrijven). Laten we het simpel (niet simplistisch) houden. Ik zie maar twee mogelijkheden: het is a of niet-a. Ten eerste (a): als de Messias verschijnt, zal het bekeerde Israël weer in het land van hun vaderen wonen (Zach. 11-14 en vele andere plaatsen). Of het is (b): als de Messias verschijnt, zal het bekeerde Israël in een of ander geestelijk land wonen, maar niet in het land van hun vaderen (in de geest van Hebr. 11:14-16 of iets dergelijks).

Als Van Vlastuin (a) gelooft, had dat in zijn boekje niet mogen ontbreken; immers, als Israël ‘Gods oogappel’ is, hoort daarbij dat Hij zijn volk naar zijn oude beloften ook weer terugbrengt in het land van hun vaderen en het daar zal laten zegevieren over al zijn vijanden.

Als Van Vlastuin (b) gelooft, dan is hij – sorry dat ik het zeg – toch gewoon een vergeestelijkingstheoloog, net als de meeste gereformeerde theologen.

Ik kijk ernaar uit om van broeder Wim het antwoord te vernemen: wat is het, (a) of (b)? Laat hij het niet afdoen als simplisme, en laat hij zich er niet achter verschuilen dat hij dat in een column niet even kan uitleggen. Dan verwacht ik toch minstens een dik boek van hem, zoals ik zelf Het Israël van God geschreven heb. Daarin heb ik al de genoemde vragen uitvoerig behandeld. Kom, broeder Wim, verschuil je niet achter het gevaar van ‘simplisme’ en vertel ons hoe jij denkt dat het zit. De vraag is immers belangrijk genoeg: het gaat om een van de meest centrale vragen omtrent de ‘eindtijd’ waarin wij vandaag de dag ongetwijfeld leven.