Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Blog Post

280 De letterlijke ‘landbelofte’ is essentieel!

14/02/2024 Column

Kort na het uitbreken van de oorlog tussen Israël en Hamas op 7 oktober jl. publiceerde ik op Cvandaag veertien stellingen over het goed begrijpen van dit conflict. Naderhand heb ik deze stellingen, uitgebreid tot twintig, verwerkt tot een boekje: Wat iedere christen moet weten over Israël en de Palestijnen (uitg. Aspekt, Soesterberg). Dit boekje is inmiddels ook verschenen in het Engels, het Spaans, het Frans en het Duits. Een van de dingen die ik in dit boekje sterk benadrukt heb, is de centrale betekenis van de bijbelse ‘landbelofte’. Dat is de bijbelse belofte van God dat Israël in de ‘eindtijd’ weer het aloude land Israël in bezit zou krijgen en dat dit de voorbode zou zijn van de (weder)komst van de Messias en de vestiging van zijn rijk van vrede en gerechtigheid. Zie vooral stelling 19 in dat boekje: ‘Gods landbelofte aan Israël is onaantastbaar. God heeft uitdrukkelijk beloofd dat de Israëlieten eens zouden terugkeren naar het land waar hun vaderen vroeger gewoond hadden (Deut. 30:5; 1 Kon. 8:34; Jer. 30:3; Ezech. 20:42), dus niet naar een of ander geestelijk of hemels “land”. Dat deze belofte niet (alleen) betrekking heeft op de terugkeer uit de Babylonische ballingschap, blijkt uit het feit dat het gaat om een terugkeer uit alle landen van de wereld (Jes. 5:26) en dat die terugkeer gekoppeld wordt aan de komst van de Messias en de vestiging van Diens rijk (zie bijv. Jer. 30-33; Ezech. 34-48)’.

In de rooms-katholieke theologie is deze ‘landbelofte’ totaal vergeestelijkt, dus ontdaan van zijn letterlijke betekenis voor het letterlijke Israël. In de Reformatie deden de protestantse theologen aanvankelijk helaas precies hetzelfde. Maar in de zogenoemde ‘Nadere Reformatie’ begonnen steeds meer gereformeerde theologen oog te krijgen voor de letterlijke vervulling van de oudtestamentische beloften. Zoals de Messiaanse beloften letterlijk genomen moeten worden, zo geldt dat ook voor alle beloften die ‘in’ de Messias aan het volk Israël zijn gedaan. De Kuyperiaanse theologie heeft daar nooit aan gewild, maar veel bevindelijk-gereformeerde theologen gelukkig wel, en dat tot op de dag van vandaag. 

Daarom was ik erg benieuwd naar het boekje van bevindelijk-gereformeerd theoloog Willem van Vlastuin, Israël: Gods oogappel en wij, dat met Kerst door het RD aan al zijn abonnees gratis is toegestuurd. Daarin benadrukt Van Vlastuin dat wij zeker moeten geloven in een grote bekering van Israël in de eindtijd, en daarvoor haalt hij niet alleen de Bijbel, maar ook veel gereformeerde ‘oudvaders’ aan. Maar helaas: van een letterlijke landbelofte voor Israël wil Van Vlastuin blijkbaar niets weten. Hij wil de ‘politieke stichting van de staat Israël’ ‘onderscheiden’ van ‘Gods bemoeienis met het Joodse volk’ (p. 16) – terwijl wie niet blind is, Gods ‘bemoeienis’ met de oprichting van die staat op wonderbare wijze kan waarnemen! Verderop spreekt Van Vlastuin van een ‘simplistische’ benadering van het Oude Testament (p. 30), en ik vrees dat mijn letterlijk nemen van de bijbelse landbelofte daar zijns inziens ook onder valt.

Dit is des te verwonderlijker omdat hij zoveel ‘oudvaders’ aanhaalt om zijn standpunt te ondersteunen, terwijl toch algemeen bekend is dat er onder deze ‘oudvaders’ heel wat waren die wel degelijk geloofden in de door God beloofde letterlijke terugkeer van Israël naar het letterlijke land Israël. Ik noem van de Voetianen vooral Jacobus Koelman, Wilhelmus à Brakel en Theodorus van der Groe, en verder zou ik verreweg de meeste Coccejanen kunnen noemen (bijv. Jacobus Alting, Hero Sibersma, Friedrich Adolph Lampe – als ik die van een degelijk bevindelijk-theoloog van vandaag althans ook mag meerekenen). Deze theologen dachten lang niet over alle aspecten van de zaak hetzelfde, en zelf ben ik met geen van hen het helemaal eens wat de landbelofte betreft. Op detailpunten kunnen er heel wat verschillen zijn. Maar zij geloofden in ieder geval in de door God beloofde letterlijke terugkeer van Israël naar het letterlijke land Israël, en dat doe ik ook. En als je dat eenmaal ingezien hebt, is het niet moeilijk in te zien dat de stichting van de staat Israël in 1948 op z’n minst de aanloop is naar de vervulling van de profetieën. Dat wordt nog eens bevestigd door de 15 à 20.000 Messiasbelijdende Joden die er momenteel in dat land zijn én de vele orthodoxe Joden die in Israël vandaag de dag vurig uitzien naar de naderende komst van de Messias, ook al ligt er nog een bedekking op hun gelaat wat de identiteit van die Messias betreft.

Uiteindelijk is Van Vlastuin toch gewoon een ‘spiritualist’ – iemand die de oudtestamentische profetieën ‘vergeestelijkt’ – net als alle ‘vervangingstheologen’ doen. Zelfs Augustinus, de vader van dat ongelukkige profetische spiritualisme, hield rekening met een massale bekering van de Joden in de eindtijd, net als vele ‘vervangingstheologen’ nog steeds doen, ook Van Vlastuin (ook al wil hij niet zeggen dat ‘de kerk in de plaats van Israël is gekomen’, p. 42). Dat de Messias in Bethlehem uit een maagd geboren zou worden, of dat Hij op een ezelsveulen Jeruzalem zou binnenrijden, dat willen zij allemaal wel letterlijk nemen. Maar vraag hen slechts wat het betekent dat God aan de Messias ‘de troon van zijn vader David zou geven’ (Luk. 1:32; vgl. Jes. 9:6), en het spiritualiseren begint naar hartenlust. Oftewel: alle vervulde profetieën moeten blijkbaar letterlijk, en alle nog te vervullen profetieën blijkbaar geestelijk worden opgevat. Vraag niet volgens welk hermeneutisch principe dit gebeurt!

Ik vind dat bijzonder jammer. In zijn boekje komt Van Vlastuin zo heel dicht bij het bijbelse standpunt. Maar als puntje bij paaltje komt, ontbreekt hem de exegetische moed van een À Brakel of een Van der Groe. Wat een gemiste kans! Met het geloof in de letterlijke landbelofte hoeven we heus nog niet in een ‘vleselijke’ of ‘zinnelijke’ toekomstverwachting te vervallen, zoals Van Vlastuin blijkbaar mét Philpot meent (p. 56). Nee, dat geloof in de letterlijke landbelofte is niets anders dan een serieus nemen van Gods woord: ‘Ik zal jullie terugbrengen in precies hetzelfde land dat jullie vaderen al bezeten hebben’. Alle respect voor die ‘oudvaders’ die dat in de 17e en 18e eeuw al heel goed begrepen hebben.