Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Blog Post

Psalmendagboek Dag 9: Psalm 6:1-5

31/07/2023 Column

De opschriften van de Psalmen moeten we niet over het hoofd zien; dat is iets wat gemakkelijk gebeurt als die opschriften niet eens in de vers-nummering zijn opgenomen (zoals in veel vertalingen), maar ze zijn niet altijd even duidelijk (vandaar dat ze in de Statenvertaling vaak niet eens vertaald zijn): ‘Voor de koorleider, [samen] met snaarinstrumenten [zie 4:1], op de achtste [d.i. mogelijk: een octaaf lager dan anders, óf op een achtsnarig instrument]’ (vs. 1). Wat zouden we dolgraag willen horen hoe de Psalmen in die tijd geklonken hebben…!

In dit hele bijbelboek treffen we zeven Psalmen aan die traditioneel omschreven zijn als ‘boetepsalmen’. Dat zijn Psalmen van ‘boetedoening’, dat is: van berouw en verootmoediging, zondenbelijdenis en vergeving (de volgende ‘boetepsalmen’ zijn Ps. 32, 38, 51, 102, 130 en 143). Deze Psalmen hebben natuurlijk een universeel karakter: ze gelden voor mensen van alle tijden, Joden en niet-Joden, die zich voor de eerste keer met berouw tot God wenden, óf (en dat zijn de meesten) het betreft gelovigen die met schaamte over hun falen zich tot God wenden. Maar tevens zijn deze Psalmen profetisch: ze vinden hun eindvervulling in de massale boetedoening van Israël aan het begin van het Messiaanse rijk (vgl. Zach. 12:10-14; Jes. 53).

Vermoedelijk gaat het in Psalm 6 om iemand die aan het ziekbed gekluisterd is (vgl. ‘[ver]zwak[t]’, ‘wegkwijnend’ in vs. 3), en die misschien zelfs de dood nabij is. Zijn zware ziekte en zijn naderend einde maken hem bewust van de zonden die nog op zijn geweten drukken, en zijn gebed is: ‘Laat mijn lichamelijke dood geen straf voor die zonden zijn’ (vs. 2)! Zo kan David zeggen dat niet alleen zijn ‘beenderen’ (zijn lichaam) zwaar te lijden hebben (vs. 3), maar ook zijn ziel (zijn binnenste) moet grote kwellingen doorstaan: zou hij soms het slachtoffer van Gods toorn zijn (vs. 4a)? Dat is voor David een onverdraaglijke gedachte! Als God inderdaad met kastijding moet komen, laat het dan in grote mildheid zijn, niet in zijn vernietigende woede (vgl. Jer. 10:24).

‘Hoe lang’ zal dit zo moeten doorgaan (vs. 4b; vgl. voor deze zelfde bede 13:2-3; 79:5; 80:5; 89:47; 90:13; 94:3; 119:84)? ‘Keer om, Here, red mijn ziel [niet alleen mijn lichaam!]; verlos mij, niet omdat ik zo goed ben, maar omdat U dat bent’ (vs. 5). Dat is een vaste regel: Gods verlossing is altijd ten diepste geworteld in zijn eigen goedgunstigheid (chèsed). Bij de mens van nature is alleen zondigheid, bij God genade.