Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Blog Post

Psalmendagboek Dag 18: Psalm 10:9-18

09/08/2023 Column

David gaat nog even door met zijn indringende beschrijving van de goddelozen die overal op aarde te vinden zijn: de goddeloze ‘loert vanuit zijn hinderlaag zoals een leeuw zijn prooi beloert vanuit het dichte struikgewas, om zo de hulpelozen te pakken te krijgen en in zijn net te trekken (vs. 9). Hij buigt zich, hij bukt, en dan ineens vangt hij de ellendigen met zijn klauwen (het beeld is nog steeds dat van de leeuw). Opnieuw noemt David dit het kernpunt van de Psalm: de goddelozen denken echt dat God hen ‘vergeten’ is (hen over het hoofd ziet), dat Hij zijn aangezicht verborgen houdt en hen met hun wandaden niet in de gaten heeft. Dat is weer dat ‘praktische atheïsme’ waar ik het gisteren over had.

Dit vormt ook een goede overgang naar de smeekbede die nu volgt, waarin David nu juist van de Here vraagt dat Deze laat zien dat Hij zich wel degelijk om de arme ellendigen van zijn volk bekommert: ‘Sta op, Here, hef uw hand op, bewijs tegenover de hele wereld dat U de ellendigen niet vergeet’ (vs. 12). ‘Waarom lasteren de goddelozen God en zeggen zij in hun hart dat God hen nooit ter verantwoording zal roepen’ (vs. 13)? Dat mag toch niet onweersproken blijven? ‘U ziet immers wel degelijk wat de goddelozen allemaal voor ellende aanrichten, om de zaak van de hulpelozen in uw hand te nemen: aan U vertrouwt de hulpeloze zich toe, U bent de helper van de wees’ (vs. 14). (De wezen en de weduwen zijn door de Bijbel heen hét toonbeeld van de hulpelozen; zie Jak. 1:27.) ‘Here, breek toch de (sterke) arm van de goddelozen en de boosdoeners; laat elk van hun boosheden bestraft worden, tot er geen meer over is’ (vs. 15).

Opnieuw zien we hoe dit uiteindelijk vervuld wordt in het Messiaanse rijk: ‘De Here is Koning voor altijd, de binnengedrongen nabuurvolken van Israël zullen uit Gods land uitgeroeid worden’ (vs. 16; vgl. Ps. 9). ‘Ja, Here, U hebt het verlangen van de zachtmoedigen (die lijdzaam hun lijden hebben ondergaan) gehoord (door hun onderdrukkers weg te doen); U zult hun hart moed inspreken, U zult naar hun smeekbeden luisteren, om recht doen aan de wezen en de verdrukten, opdat geen aards sterveling hun geen schrik meer zal aanjagen’ (vs. 17-18). In de eindtijd zal de Antichrist bij uitstek degene zijn die hier de ‘sterveling van de aarde’ genoemd wordt (vgl. o.a. 2 Thess. 2:3-4).