298 Christenen en zelfdoding
We vinden in de Bijbel drie (eigenlijk vier) gevallen van zelfdoding. Het eerste was dat van koning Saul tijdens de strijd tegen de Filistijnen op het gebergte Gilboa. Toen Saul zag dat hij de strijd ging verliezen en hij niet in handen van de Filistijnen wilde vallen, zei hij ‘tegen zijn wapendrager: “Trek je zwaard en doorsteek mij daarmee. Anders komen deze onbesnedenen mij doorsteken en de spot met mij drijven”. Maar zijn wapendrager wilde niet, want hij was heel bang. Toen nam Saul het zwaard en liet zich erin vallen. Toen zijn wapendrager zag dat Saul dood was, liet ook hij zich in zijn zwaard vallen en stierf hij met hem’ (1 Sam. 31:4-5). De reden voor deze twee zelfdodingen was vertwijfeling, wanhoop, uitzichtloosheid, angst.
Het tweede geval betrof Achitofel, de raadsman van koning David, die David in de steek liet en overliep naar Absalom, die tegen zijn vader David in opstand was gekomen. Achitofels raad werd altijd opgevolgd – behalve die ene keer dat Absalom de voorkeur gaf aan de raad van Husai: ‘Toen Achitofel zag dat zijn raad niet was uitgevoerd, zadelde hij de ezel en maakte zich gereed. Hij ging naar zijn huis in zijn stad, regelde [de zaken] van zijn huis en hing zich op’ (2 Sam. 17:23). De reden voor deze zelfdoding was diepe ontgoocheling vanwege de wijze waarop hij (voor zijn gevoel) uit zijn hoge positie was gestoten.
Het derde geval betrof Judas, de discipel van Jezus die zijn Meester had verraden: ‘Toen kreeg Judas, die Hem had overgeleverd, berouw, toen hij zag dat Hij [= Jezus] was veroordeeld, en bracht de dertig zilverlingen [die hij als verradersloon had gekregen] aan de overpriesters en oudsten terug en zei: “Ik heb gezondigd door onschuldig bloed over te leveren!” Zij echter zeiden: “Wat gaat ons dat aan? Dat is uw zaak”. En na de zilverlingen in de tempel geworpen te hebben vertrok hij en ging weg en hing zich op’ (Matt. 27:3-5). Ook hier ging het om schuldgevoel, gepaard gaande met ontgoocheling en desillusie.
En dan was er nog de man die bijna zelfdoding had gepleegd: ‘Toen de gevangenbewaarder wakker was geworden en de deuren van de gevangenis open zag, trok hij het zwaard en stond op het punt zichzelf te doden, in de mening dat de gevangenen waren ontvlucht. Paulus echter riep uit met luider stem: “Doe uzelf geen kwaad, want wij zijn allen hier!”’ (Hand. 16:27-28).
Mensen slaan niet zomaar de hand aan zichzelf, zeker gelovige mensen niet. Sommigen hebben zo’n groot schuldgevoel of zijn zo gedesillusioneerd dat zij geen andere uitweg meer zien. Sommigen zijn in een uitzichtloze situatie beland (zoals koning Saul), waar zij evenmin een andere uitweg zien. Anderen zijn psychisch in diepe ellende terechtgekomen: panische angst, depressiviteit, wanhoop. Dat kan christenen helaas evengoed overkomen als niet-christenen. Natuurlijk hoop je in zulke gevallen dat er voldoende pastorale zorg en psychologisch of psychiatrische hulp beschikbaar is. Maar die is er niet altijd, of die is er wel, maar is niet toereikend voor het gevoel van de betrokkenen.
Ik ben, voor zover ik mij herinner, driemaal op de begrafenis geweest van iemand die zelfdoding had gepleegd. Twee keer ging het om een jongeman, één keer om een jonge vrouw. In één geval moest ik nota bene zelf de begrafenisdienst leiden. Bij minstens twee van de drie kon ik er niet aan twijfelen dat het om wedergeboren christenen ging, en bij de derde had ik ook sterk die indruk. Waarom zouden christenen die in de zwartste duisternis zijn terechtgekomen en geen uitweg zien, niet behouden kunnen worden?
Natuurlijk is het heel erg wat zij gedaan hebben. Ik durf zelfs te zeggen dat het niet naar de wil van God was. Maar het was evengoed heel erg dat de hulpbieders niet in staat bleken de betrokken personen uit de duisternis uit te leiden.
Zeker, ik weet dat het boek Openbaring zegt: ‘Voor de bangen, ongelovigen, verfoeilijken [of: gruwelbedrijvers], moordenaars, hoereerders, tovenaars, afgodendienaars en alle leugenaars: hun deel is in de poel die van vuur en zwavel brandt; dit is de tweede dood’ (21:8; vgl. 22:15). Toch heb ik ‘bange’ gelovigen gekend die in hun angsten gestorven zijn. En ik heb leugenachtige gelovigen gekend die in hun leugens gestorven zijn. En laten we wel wezen: we zijn allemaal wel eens bang geweest, of (een beetje of heel erg) aangetrokken door gruwelen, ontucht, toverij, afgoderij en leugen. Maar daar gaat het hier niet over. Het gaat in Openbaring om mensen wier diepste bestaan en wezen angst, ongeloof, gruwel, ontucht, toverij, afgoderij en leugen is. Echte goddelozen dus.
Trouwens, kun je iemand die zelfdoding pleegt, tot de ‘moordenaars’ rekenen, vanuit de simpele redenering: ‘zelfmoordenaars’ zijn ook ‘moordenaars’? Natuurlijk niet. Dat is net zo mal als te zeggen dat ‘inktvissen’ ook ‘vissen’ zijn. Een eind aan je eigen leven maken (uit pure wanhoop) is niet te vergelijken met het opzettelijk doden van medemensen (uit boosaardig opzet, haat, wraak, winstbejag of wat ook).
In plaats van christenen die zelfdoding plegen, meteen naar de hel te verwijzen, zouden we wel eens wat meer begrip mogen hebben voor hun vertwijfeling, hun angsten, hun zwarte duisternis. Het is heerlijk als je in het dal van diepe doodsschaduwen kunt zeggen dat God bij je is (Ps. 23:4). Maar de realiteit is dat er gelovigen zijn die in dat dal niemand bij zich voelen of weten; die eerder uitroepen: ‘Mijn tranen zijn mijn voedsel dag en nacht, omdat [mijn tegenstanders] de hele dag tegen mij zeggen: “Waar is jouw God?”’ (42:4). Dat zijn de gelovigen die uitroepen: ‘Ellendig ben ik en stervende van jongs af, ik draag uw [= Gods] bedreigingen, ik ben radeloos’ (88:15-16). Sommigen die zo denken, kunnen het leven niet langer aan en maken er een eind aan. Dat is de realiteit. Ik heb zelfs neerslachtige gelovigen horen zeggen dat, als zij zichzelf van het leven zouden beroven (en daar dachten zij over na!), zij tenminste direct bij Jezus zouden zijn, waar het alles vrede en gelukzaligheid is. Daar kan je van vinden wat je wilt, maar ik herhaal: dat is de realiteit. ‘Oordeel niet, opdat jullie niet geoordeeld worden’ (Matt. 7:1).