Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Blog Post

283 Deugt de evangelische wereld niet?

27/03/2024 Column

Deugt de evangelische wereld niet, zoals David de Vos in zijn boek Rauw stelt? Nee. En de gereformeerde wereld ook niet. En de katholieke en lutherse en anglicaanse wereld ook niet. Ik vrees dat je overal voorgangers tegenkomt die roddelen, liegen, porno kijken en tegen elkaar opscheppen. Dat is niet typisch evangelisch. Zelfs het optreden van ‘gezalfde’ leiders zoals Tom de Wal en Jaap Dieleman vind je helaas op vele plaatsen. Daarin is er trouwens wel verschil tussen de meer charismatische en de minder of niet-charismatische vleugel van de evangelische beweging (ik noem die A resp. B). Volgens mij komt dat verschil precies overeen met het verschil tussen de bevindelijk-gereformeerde en de meer leerstellig ingerichte vleugel van de gereformeerde wereld (ik noem die C resp. D). Hoe meer B- of D-achtig de voorganger is, des te ‘gewoner’ is hij, d.w.z. des te dichter staat hij bij de ‘gewone’ kerkmensen. Maar hoe ‘gezalfder’ (A of C) de voorganger is, des te hoger torent de bijzondere ‘man Gods’ boven het ‘gewone’ kerkvolk uit.

David de Vos is, denk ik, meer met de charismatische beweging (A) vertrouwd, daarom denkt hij dat dit soort verschijnselen typisch evangelisch is. Maar als niet-gereformeerde mag ik wel zeggen dat ik precies hetzelfde in de bevindelijk-gereformeerde wereld tegenkom (C). Dat komt, denk ik, hierdoor: bij B en D kun je voorgangers meer met argumenten aanspreken; maar bij A en C gaat het om een enorm statusverschil: hoe durf jij het op te nemen tegen de ‘gezalfde man Gods’, die zijn woorden rechtstreeks van Boven ontvangt!? Dat heb ik zowel van Tom de Wal als van Jaap Dieleman gehoord (die allebei niet ontvankelijk zijn voor kritiek), maar je hoort het ook van de grote bevindelijk-gereformeerde leiders. Kijk maar eens wat een schoolmeester of journalist die in de Gereformeerde Gemeenten predikant wordt (zonder veel theologische opleiding), ineens voor allures krijgt (ik noem geen namen), terwijl B- of D-voorgangers veel ‘gewoner’ blijven’. ‘Het ambt’, oh, dat AMBT…

Een andere term die David de Vos noemt, ‘sektarisch’, is hierbij ook bijzonder interessant. Persoonlijk noem ik elke geloofsgemeenschap waar alleen eigen leden aan het avondmaal mogen deelnemen, ‘sektarisch’ (dat heb ik ook eens tegen een RK bisschop gezegd…). Maar ‘sektarisch’ heeft ook andere betekenissen, zoals het overdreven, ja, onaantastbare gezag dat aan de ‘gezalfde’ leiders (de sekteleiders) wordt toegemeten. Met een gemiddelde B- of D-voorganger kun je goed debatteren over wat de Bijbel op dit of dat punt precies bedoelt. Maar van een gemiddelde A- of C-voorganger kun je al gauw te horen krijgen: Wat verbeeld jij je wel dat je MIJ – of (bij C) – of dat je die of die ‘oudvader’ durft tegen te spreken!? Simpel gezegd: B- en D-voorgangers kunnen in het algemeen veel beter tegen kritiek dan A- en C-voorgangers; die zijn gauwer in de wiek geschoten.

Overigens zou het interessant zijn te weten of je méér roddelaars, leugenaars, pornokijkers en opscheppers bij A en C tegenkomt, dan wel bij B en D. Zou er iemand te vinden zijn die daar eens onderzoek naar doet? Eerlijk gezegd vermoed ik persoonlijk dat de percentages bij alle vier de groeperingen niet zo gek veel van elkaar zullen verschillen. Voorgangers, of ze nu van A of C, dan wel van B of D zijn, zijn net mensen, met alle zonden die hun eigen zijn. Maar ik denk wel C- en D-voorgangers, doordat ze ‘gewoner’ zijn, hun zonden gemakkelijker zullen erkennen dan de zo hoog verheven ‘gezalfde leider’ bij A en C. Als zo’n A- of C-leider dan ook ‘in de zonde valt’ – en dat betreft in 99% van de gevallen seksuele zonden – dan is de schok daarover veel groter doordat zo’n leider van een veel hoger voetstuk valt. Dan komt de klap een stuk harder aan.

Overigens hebben C en D wel bepaalde voordelen die bij A en B veelal ontbreken. Ik noem er twee:

Ten eerste: C en D hanteren een strakke kerkorde die, als een voorganger in de fout gaat, erbij kan helpen dat de aangerichte schade tot een minimum beperkt blijft. Bij A en B valt vaak meteen een hele gemeente uit elkaar. Daardoor heb je weliswaar 14 soorten gereformeerd in Nederland, maar vast wel 140 soorten evangelisch. Het gevolg is dat het bij A en B vaak een kerkelijk rommeltje is. Daarbij zijn het bij A vooral de ‘gezalfde leiders’ die de menigte achter zich aan proberen te trekken, terwijl bij B meer de argumenten een rol spelen (heel interessant: bij C en D vind je weer iets soortgelijks). Overigens is zo’n strakke, ouderwetse kerkorde (de Dordtse Kerkorde is van 1619!) in veel opzichten niet meer van deze tijd. Bovendien kan een strakke kerkorde de gemeenten ook hinderen in het samen zoeken naar Gods leiding in een concrete probleemsituatie.

Ten tweede: C- en vooral D-voorgangers hebben gewoonlijk een degelijke theologische opleiding genoten, terwijl ik rustig durf te zeggen dat bij A en B over de hele linie helaas elke ‘wind van leer’ kan worden aangetroffen (Ef. 4:14). Dat komt doordat er vaak níét sprake is van minstens een degelijke bijbelschoolopleiding en velen die goed van de tongriem gesneden zijn, zich tot voorgangers opwerpen zonder veel bijbelkennis. Overigens is er ook hier overeenkomst tussen A en C: hoe hoger het gezag van de grote leiders is, des te gemakkelijker zal deze ook eigenmachtige leringen uitdenken en daarmee grote verwarring stichten.

Kortom, David de Vos, ik herken je problemen heel goed; maar denk niet dat ze vooral bij A voorkomen. Ze zijn overal te vinden (ook bijv. in de politiek) waar leiders stijgen tot een niveau dat ze psychisch en geestelijk eigenlijk niet goed kunnen hanteren. ‘Wie staat, zie toe dat hij niet valt’ (1 Kor. 10:12).