Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Blog Post

Psalmendagboek Dag 32: Psalm 18:41-51

26/08/2023 Column

David vervolgt: ‘U deed mij vijanden mij de rug toekeren (doordat zij van mij wegvluchtten; of: U gaf mij de nekken van mijn vijanden) en degenen die mij haatten, vernietigde ik. Zij riepen (om hulp), maar er was niemand om hen te redden. Zij riepen (zelfs) tot de Here (want hun eigen afgoden hadden hen in de steek gelaten), maar Die antwoordde hun niet’ (vs. 41-42). De rollen waren nu dus volledig omgekeerd: niet langer was het een hulpeloze David tegenover machtige vijanden, maar hulpeloze vijanden tegenover een (door Gods hulp) machtige David. Ook dit verwijst uiteindelijk naar het Messiaanse rijk, wanneer Christus in en door zijn getrouwen over de vijanden zal zegevieren (vgl. o.a. Jes. 11:12-15; Zach. 12:1-9).

 David, en in hem de Messias (de grote Zoon van David), komt tot een volledige triomf: ‘Ik vergruisde hen als stof voor de wind (vgl. 2 Kon. 13:7); ik ruimde hen weg als het slijk van de straten’ (vs. 43).

Het vervolg lijkt niet zozeer te slaan op de val van Saul, maar op de onenigheden binnen Israël in de eerste fase van Davids regering (2 Sam. 3:1): ‘U hebt mij verlost van de twisten onder het volk, U maakte mij het hoofd van de naties (vgl. 2 Sam. 8:1-13); een volk dat ik niet gekend had, diende mij (vgl. 2 Sam. 10:19). Zodra zij van mij (en mijn overwinningen) hoorden, gehoorzaamden zij mij; vreemdelingen kwamen naar mij toe gekropen (om zich huichelachtig aan mij te onderwerpen; vgl. 66:3; 81:16). Vreemdelingen gaven de moed op en kwamen bevend uit hun vestingen’ (vs. 44-46). Ook dat zal pas volle werkelijkheid worden aan het begin van het Messiaanse rijk; David is hier, zoals zo vaak, een type van de Messias.

De Psalm eindigt met lofprijzing: ‘De Here leeft (Hij heeft Zich geopenbaard als een concrete realiteit); geloofd zij mijn rots, en verhoogd zij de God van mijn verlossing, de God die mij wraak heeft gegeven en volken aan mij heeft onderworpen, die mij gered heeft van mijn vijanden, ja, U hebt mij verhoogd boven hen die tegen mij opstonden, U hebt mij bevrijd van de man van geweld (Saul c.q. de Antichrist). Daarom zal ik U, Here, loven onder de naties (zodat al die onderworpen volken U eveneens zullen leren kennen) en voor uw naam lofzingen. Grote verlossing schenkt Hij aan zijn (d.i. de door Hem aangestelde) koning en betoont goedgunstigheid aan zijn gezalfde (vgl. 2:2), aan David en aan zijn nageslacht voor altijd’ (vs. 47-51; vgl. 2 Sam. 7:8-16).