Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Blog Post

Diepere achtergronden van het Israëlisch-Palestijnse conflict V (in aanvulling op mijn boekje ‘Wat iedere christen moet weten over Israël en de Palestijnen’)

26/11/2023 Column

10 Fatalisme

Zodra de Jordaniërs tijdens de oorlog van 1948-49 de West Bank bezet hadden, begonnen de meer bezadigde Arabieren die daar woonden, te beseffen hoeveel beter af zij zouden zijn geweest onder Joodse heerschappij dan zij nu waren onder Jordaanse heerschappij. Behoorlijke voorzieningen waren er nauwelijks, de woninghuren stegen enorm, en er moesten fikse belastingen betaald worden. In al de eeuwen van overheersing hebben de Arabische Palestijnen het nooit zo goed gehad als (sinds 1948) onder Israëlisch gezag. Zij mogen dan tweederangsburgers in een Joodse staat zijn, onder de Mammelukken, de Turken en de Jordaniërs waren zij vijfderangsburgers.

Bij dit alles komt nog het neerdrukkende fatalisme dat eigen is aan de islam; wát je ook voor ergs moge overkomen, het is de wil van Allah (vandaar het eindeloos door hen herhaalde Insj’Allah, ‘als Allah het wil’). Dat werkte en werkt een enorme lijdelijkheid in de hand. Je moet gelaten het leven aanvaarden zoals het tot je komt. Het enige wat je mag hopen, is dat je het straks in het paradijs beter zult hebben. Dit fatalisme vermindert ook het verantwoordelijkheids- en schuldgevoel: als je een oorlog verliest, is dat eveneens Allah’s wil. Je wordt er nauwelijks toe gebracht de hand in eigen boezem te steken. Bij moslims in westerse landen wordt dit fatalisme wel minder door de totaal andere westerse cultuur waardoor zulke moslims beïnvloed worden, maar we spreken nu over de Arabische wereld, die al zoveel eeuwen te lijden heeft gehad. Omdat dit fatalisme met de islam gegeven is, valt daar ook nauwelijks verandering in te verwachten.

Voor zover er al van ‘schuld’ sprake is, betreft dat altijd de andere partij. Voor alle problemen in Palestina krijgen uiteraard de Joden de schuld, óf de Arabische partijen beschuldigen elkáár. Voor een westerling, met zijn individualiteitsbesef en verantwoordelijkheidsgevoel, is een dergelijke geesteshouding heel moeilijk mee te voelen.

Van enorme betekenis om de gevoelens van de moslim-Palestijnen te begrijpen is de aanhoudende valse propaganda onder hen, vooral onder de jeugd. Moslim-Palestijnse kinderen leren dat Kanaän ooit een Arabisch land was, dat de Joden onder leiding van Jozua van de Arabieren gestolen hebben. Zelfs de rekenlessen van de moslim-Palestijnse kinderen zitten vol zinspelingen op die smerige ‘zionisten’ (dé Arabische scheldnaam voor de Israëli’s). De geschiedenis- en aardrijkskundelessen zitten vol leugens met maar één doel: de Jodenhaat mag onder de moslim-Palestijnse kinderen nooit verslappen. Veel antisemitische leugens (zoals dat Joden niet-Joodse kinderen vermoorden om hun bloed met hun matses te vermengen) die in het Westen grotendeels uitgestorven zijn, zijn onder de moslim-Palestijnen nog springlevend.

11 Nasser en Sadat

Dé grote vertolker van de Jodenhaat en van de vurige wens de staat Israël te vernietigen, werd de Egyptenaar Gamal Abdel Nasser (1918-1970), die na de profeet Mohammed als een van de belangrijkste Arabische leiders uit de geschiedenis van de islam wordt beschreven. (Wie denkt dat die eervolle betiteling eerder toekomt aan iemand als Saladin, de grote bestrijder van de kruisvaarders, moet weten dat Saladin [1137/8-1193] helemaal geen Arabier was, maar een Koerd.) In 1948 vocht Nasser tegen de Israëli’s, door wie hij gevangengenomen werd, wat voor hem een onvergeeflijke vernedering betekende. In 1952 leidde hij een staatsgreep tegen de corrupte koning Faroek van Egypte en riep hij de republiek uit. In 1954 trok Nasser de macht naar zich toe en werd daarmee tegelijk de grootste machthebber in de Arabische wereld.

In 1956 nationaliseerde hij het Suezkanaal, wat betekende dat geen Israëlische (en Europese) schepen er meer door konden varen; dat leidde tot de Suezcrisis. Daarin zegevierde Israël (met hulp van Britten en Fransen) weliswaar, maar Nasser won met zijn ‘dappere daad’ enorm aan respect in de Arabische wereld. In 1958 werden Egypte en Syrië zelfs korte tijd één staat, de Verenigde Arabische Republiek, met Nasser aan het hoofd; in 1961 stapte Syrië er weer uit.

In 1967 was Nasser de grote Arabische leider in de Zesdaagse Oorlog tegen Israël. Het verlies van die oorlog was onverdraaglijk voor Nasser, maar hij wist zijn positie te handhaven. In 1970 stierf hij aan een hartaanval; hij werd opgevolgd Anwar al-Sadat (1970-1981). Deze ontketende de Jom-Kippoer-Oorlog (1973) tegen Israël. Toen ook deze oorlog verloren werd, veranderde Sadats houding totaal en begon hij vredesgesprekken met Israël, waarbij de VS als bemiddelaar optrad. Sadat bezocht zelfs Israël en sprak de Knesset (het Israëlische parlement) toe. Dit leidde tot de Camp-David-akkoorden van 1978 onder toeziend oog van de Amerikaanse president Jimmy Carter, en tot het vredesverdrag tussen Egypte en Israël van 1979.

Dit prijzenswaardige vredesoffensief van Sadat wekte razende woede op in de hele Arabische wereld: met Israël mag geen Arabier ooit vrede sluiten! In 1981 werd Sadat dan ook te Cairo vermoord door fundamentalistische moslims. Hij werd opgevolgd door Hosni Moebarak (1928-2020, president van Egypte 1981-2011). Sinds 2014 is Abdel Fattah al-Sisi (geb. 1954) de autoritaire president van Egypte.