302 De toekomst van de valse kerk
Artikel 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt (nieuwe versie): ‘We kunnen de ware kerk herkennen aan de volgende kenmerken: de zuivere prediking van het evangelie, de zuivere bediening van de sacramenten zoals Christus die heeft ingesteld, en de uitoefening van de kerkelijke tucht, om de zonden te bestraffen. Kortom, de ware kerk handelt in overeenstemming met de Bijbel, verwerpt alles wat daarmee niet overeenkomt en erkent alleen Jezus Christus als het Hoofd. Hierdoor kan men heel duidelijk de ware kerk herkennen en niemand heeft een geldig argument om zich van haar af te scheiden’.
Een dergelijke opsomming is wel erg ‘kerkgenootschappelijk’ gedacht. In de 16e eeuw was dat ook wel begrijpelijk: je koos tussen de rooms-katholieke en de protestantse kerk (of eventueel de doopsgezinden). De Kanttekening in de Statenvertaling zegt bij de ‘grote’ hoer in Openb. 17, dat het hier om de ‘afvallige kerk’ gaat, en even verder: de ‘afvallige Roomse Kerk’. Tja, wás het maar zo simpel. Vandaag beseffen we beter dat er heel wat ware gelovigen in die Roomse Kerk zijn (naast vele ‘meelopers’), en heel wat ‘meelopers’ in de protestantse kerken (naast veel ware gelovigen). Een simpele indeling is niet meer mogelijk: vandaag kun je kiezen uit de katholieken en de oud-katholieken, uit veertien reformatorische kerkgenootschappen en uit een ongeveer even groot aantal evangelische en pinkstergemeenschappen, én nog uit anderhalf zo’n aantal aan buitenlandse kerken die in ons land vertegenwoordigd zijn. We beseffen al lang en breed dat niet één enkele van die pakweg vijftig kerken of gemeenschappen DE ‘ware kerk’ is. Om te weten wat de ‘ware kerk’ is, moet je mijns inziens niet bij artikel 29, maar liever bij artikel 27 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis zijn: ‘Wij geloven dat er één algemene, universele Kerk is. Dit is een heilige gemeente en samenkomst van alle ware gelovigen, die al hun zaligheid verwachten van Jezus Christus. Zij zijn gewassen door zijn bloed, geheiligd en verzegeld met de Heilige Geest’.
Precies! Dat is de kerk die in (bijna?) al die vijftig genootschappen en gemeenschappen te vinden is. Er is nauwelijks een uitzondering op die regel: in (ongeveer) alle vijftig vind je mensen van de ware en mensen van de valse kerk. Oftewel: in alle vijftig vind je mensen die wedergeboren zijn, door geloof verbonden zijn met Christus, geheiligd en verzegeld. En in alle vijftig vind je ‘meelopers’. De smalle definitie van ‘de kerk’ is: zij is het geheel van alle ware ‘christgelovigen’. Maar in de brede definitie van ‘de kerk’ valt zij samen met ‘de christenheid’ (vergelijk de zeven gemeenten in Openb. 2-3, die rijp en groen bevatten!). Er zijn 2,2 miljard ‘christenen’ op aarde – hoeveel procent van hen zijn waarachtig wedergeboren? Dat weet alleen God. Maar af en toe komen de ‘meelopers’ wel aan het licht: voorgangers die de kernwaarheden van het christendom loochenen, kerkleden die volledig verstrikt zitten in de zonde, mensen die in de kerkelijke traditie van hun (voor)ouders zijn blijven hangen, maar daaraan innerlijk nooit echt hebben deelgenomen.
In de brede definitie van ‘de kerk’ valt de kerk samen met wat in verschillende gelijkenissen van de Here Jezus het ‘koninkrijk der hemelen (of het koninkrijk van God’) genoemd wordt (zie vooral Matt. 13):
(a) Het koninkrijk bestaat uit goed zaad, dat blijvend vrucht voortbrengt, en zaad dat geen vrucht voortbrengt, maar dat vroeger of later zijn waardeloosheid bewijst (vs. 1-23).
(b) Het koninkrijk bestaat én uit goede tarwe én uit waardeloos onkruid (vs. 24-30, 36-43).
(c) Het koninkrijk ontwikkelt een onnatuurlijke grootte (een boom in plaats van een struik), doordat er zoveel valse elementen in zitten (vs. 31-32). In die boom voelen de ‘vogels van de hemel’ zich thuis, en dat is in het profetische Woord altijd een slecht teken (vgl. Ezech. 31:6; Dan. 4:12,21; Openb. 18:2).
(d) Het koninkrijk bestaat uit meelbloem, maar helaas vermengd met zuurdeeg (in de Bijbel zonder uitzondering een beeld van het kwade; Matt. 16:6-12; 1 Kor. 5:6-8; Gal. 5:9) (vs. 33).
(e) Het koninkrijk bestaat uit goede vissen en bedorven vissen (vs. 47-50).
Bedenk hier dat de wereldbevolking dus, om zo te zeggen, niet uit twee, maar uit drie soorten mensen bestaat: (a) de niet-christenen (jodendom, islam, heidendom), (b) de valse christenen en (c) de ware christenen (zie vooral de schat en de parel in vs. 44-45).
Zolang de christenheid op aarde bestaat, wordt er nauwelijks geschift (hoogstens volgen plaatselijke gemeenten trouw de regel van 1 Kor. 5:13, ‘Doe de [moreel en/of leerstellig] boze uit jullie midden weg’). Wij, mensen, kunnen ook niet goed schiften, want alleen God kent de harten (Hand. 1:24; 15:8; Joh. 2:24-25); daarom zegt de landman in de gelijkenis: ‘Laat beide samen opgroeien tot de oogst’ (Matt. 13:30). Het definitieve oordeel vindt pas plaats bij de wederkomst van Christus; dat is de ‘oogsttijd’, oftewel de ‘voleinding van de eeuw [= het huidige heilshistorische tijdperk]’ (vs. 39, 49): ‘De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden en zij zullen uit zijn koninkrijk verzamelen alle struikelblokken [d.i. hen die anderen laten struikelen] en hen die de wetteloosheid doen [d.i. zich van Gods geboden niets aantrekken], en zij zullen hen in de vuuroven werpen; daar zal het geween zijn en het tandengeknars. Dan zullen de rechtvaardigen stralen als de zon in het koninkrijk van hun Vader’ (vs. 41-43).
Hier vinden we in één zin de toekomst van de valse én van de ware kerk! Voor alle duidelijkheid: hier gaat het niet om bijvoorbeeld vleselijke tegenover geestelijke christenen (vgl. 1 Kor. 2:15–3:3) – want die worden uiteindelijk beiden behouden (zie daarover 3:12-17). Nee, het gaat hier om valse (ónwedergeboren) versus ware (wedergeboren) christenen. Het is niet goed een vleselijke christen te zijn. Maar het is nog veel erger een valse christen te zijn!