Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Blog Post

299 De toekomst van Rusland

04/02/2025 Column

Komt Rusland in de profetische boeken van de Bijbel voor!? Sommige uitleggers vinden die gedachte belachelijk, andere verzekeren ons dat wij Ezechiël 38:2 als volgt moeten vertalen: ‘Gog in het land van Magog, vorst van Rosj, Mesech en Tubal’ (zo staat het ook in de Septuaginta, de antieke Griekse vertaling van het Oude Testament). Verschillenden hebben betoogd dat deze naam Rosj te vinden is in antieke Arabische literatuur en dat deze naam daar verband houdt met Rusland. Anderen denken hier aan de oude volksstam van de Scythen, nakomelingen van Magog, de zoon van Jafeth (Gen. 10). Ook wordt betoogd dat de Russen (afgeleid van Rosj) en de Moskovieten (afgeleid van Mesech) nakomelingen van deze Scythen zijn. Zoals Mesech dus Moskou geworden lijkt te zijn, zo heeft men Tubal in verband gebracht met de Russische stad Tobolsk in West-Siberië. Ook in het beroemde Hebreeuwse woordenboek van Wilhelm Gesenius wordt Rosj in verband gebracht met Rusland.

Een heel belangrijk argument is vers 17, waar gezegd wordt dat het bij dit volk genaamd Rosj gaat om een volk waarvan de profeten van Israël al sinds oude tijden gezegd hebben dat God die tegen Israël zou aanzetten! Dat kan niet een volk met de naam ‘Rosj’ zijn, want die naam komt alleen hier voor (als ik Gen. 46:21 even buiten beschouwing laat). Eigenlijk kan hier alleen Assur bedoeld zijn, dat we in allerlei profetische boeken (van Jesaja tot Zacharia) als dé vijand van Israël tegenkomen. Assur heeft zelfs het Assyrische rijk gesticht, dat destijds de tien stammen van Israël heeft weggevoerd in ballingschap en dat het tweestammenrijk, toen geleid door koning Hizkia, bedreigd geeft. Het waren de Babyloniërs die aan het Assyrische rijk een einde maakten.

Assur ligt in het Tweestromenland (oftewel Mesopotamië, het land van de Eufraat en de Tigris), waar we tegenwoordig de moderne landen Syrië en Irak vinden. Die landen liggen ten noordoosten van Israël. Maar aangezien Assur (vanwege het woestijngebied) vanuit het noorden Israël binnenviel, wordt het de vijand uit het noorden genoemd (bijv. Zach. 2:13). In Ezechiël 38:6 en 15 is echter sprake van een vijand in het ‘uiterste noorden’, en dat moet noordelijker zijn dan Syrië en Irak – en als je de kaart bekijkt, kom je dan óf in Turkije, óf, nog noordelijker, in Rusland met zijn vazalstaten terecht.

Let ook op de bondgenoten van Rosj: Perzië (d.i. Iran), Koesj, Libië, Poet, Gomer en het huis van Togarmah (Ezech. 38:5-6). Perzië is het hedendaagse Iran, dat een vaste bondgenoot van Rusland is. Bij Koesj wordt gewoonlijk aan Ethiopië gedacht, maar sommige uitleggers noemen ook een Arabisch Koesj (in het Tweestromenland). Libië en Poet zoeken we in Noord-Afrika, bij Gomer denkt men vaak aan de Kimmeriërs (bij de Zwarte Zee) en bij Togarma aan de Armeniërs (zoals de Armeniërs zelf geponeerd hebben, naar men zegt). Het oude Togarmah omvatte ook een groot deel van Turkije. Kortom, als deze reconstructies kloppen, moeten we hier denken aan de grote Russische macht met belangrijke bondgenoten in het Midden-Oosten, waarbij Iran en mogelijk ook Turkije vooropstaan.

Het gaat in Ezechiël 38-39 ondubbelzinnig om een eindtijdelijke macht. Dat zien we in voorgaande hoofdstukken (36 en 37), waar het grote Messiaanse herstel van Israël wordt aangekondigd, en de navolgende hoofdstukken (40-44), waar de bouw van de nieuwe tempel beschreven wordt die in de Messiaanse tijd herbouwd zal worden. Hoofdstuk 38 veronderstelt een Israël dat al deels hersteld is in zijn eigen land, maar in die eindtijd wordt aangevallen door Rosj (Rusland), Perzië (Iran) en hun bondgenoten (houd vooral de Turken in de gaten!). Die situatie hebben we in onze tijd zó gelukkig nog niet meegemaakt, al staken de Russen en de Iraniërs mede achter menige aanval die al op de staat Israël gepleegd is.

De geschiedenis van Rusland begint in feite al in het jaar 862, zodat je het Russische Rijk tot de ‘duizendjarige rijken’ van de geschiedenis van de mensheid mag rekenen, net als het Oost-Romeinse Rijk (van 395 tot 1453, toen de Turkse moslims Constantinopel veroverden) en het Heilige Roomse Rijk van de Duitse Natie, 800 tot 1806 (toen keizer Napoleon er een eind aan maakte). In het jaar 988 aanvaardden de Russen onder hun leider, Vladimir de Heilige, het christelijk geloof (het is intussen dus ook een christelijk ‘duizendjarig rijk’), maar dat is in grote lijnen even antisemitisch gebleken als het antisemitische christendom van West- en Midden-Europa (eerst de katholieken, later helaas ook veel traditionele protestanten), dankzij het hardnekkige supersessionisme (minder juist vervangingsleer genoemd), dat is de leer die beweert dat het etnische Israël als zodanig in Gods wegen heeft afgedaan en dat de Kerk het ‘nieuwe Israël’ is. In mijn recente boek Israël en de hiel van Ezau heb ik deze leer als ‘Edomitische theologie’ omschreven.

Intussen hebben we ook allang met een vierde ‘duizendjarig rijk’ te maken, en wel het moslimrijk voor zover het ook in het Heilige Land zijn invloed heeft gevestigd (van 637 tot op heden, met enkele onderbrekingen, met name door de Europese kruisvaarders). In een vorige column schreef ik over de (snel ontkerstenende) westerse macht die Israël bedreigt (het ‘beest’, d.i. het herstelde Romeinse Rijk). Dit keer gaat het om de oosterse macht die Israël bedreigt, dat is een deels oosters-orthodoxe macht (waarbij die oosterse orthodoxie sterk door ruim zeventig jaar communisme verzwakt is) en een deels islamitische macht.

Wil je weten hoe dit laatste afloopt? Lees Ezechiël 38 en 39! (en volg de bijbellezing te Waddinxveen, Anne Frankhuis, op 7 februari aanstaande). Ik kan dit alvast verklappen: ook dit keer zal het de Messias, de Koning van het herstelde Israël zijn die de overwinning zal behalen.