Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Blog Post

269 Veertien nieuwe stellingen met betrekking tot Israël en de Arabieren

31/10/2023 Column

1 Nog even naar aanleiding van reacties op mijn vorige verhaal: (a) ik ben géén aanhanger van het dispensationalisme, (b) mijn verhaal ging helemaal niet om theologische geschilpunten, maar om historische feiten, en (c) ik rechtvaardig helemaal niet alles wat Israël doet; integendeel: een groot deel van Israël is volstrekt ongelovig en handelt helaas ook dienovereenkomstig. Maar dat was in vroeger tijden ook al zo, terwijl God toch nooit ophield de God van Israël te zijn en ook nooit een van zijn beloften aan Israël heeft ingetrokken.

2 Het waarmaken van Gods beloften aan Israël gaat echter altijd gepaard met berouw en bekering van de kant van Israël. We zien dat vandaag al bij ‘Messiasbelijdende’ (Jezusgelovige) Joden, maar ook bij ‘orthodoxe’ (Talmoedische) Joden, ook al hebben deze laatsten wat Jezus betreft nog een bedekking op hun gelaat (2 Kor. 3:15-16). Voor velen zal dit pas veranderen als zij de Messias zullen zien verschijnen met de wolken des hemels (Openb. 1:7). Zoals Jozefs broers hem pas herkenden toen hij zich aan hen bekendmaakte (Gen. 45), zo zal het ook zijn met veel Joden, die Jezus pas zullen (h)erkennen als Hij Zich aan hen zal bekendmaken.

3 Tot mijn verbazing zie ik ook sommige christenen pleiten voor een twee-staten-oplossing (overigens met de beste bedoelingen, neem ik aan). De vorige keer noemde ik al diverse redenen waarom zo’n oplossing finaal onmogelijk is; daarbij vergat ik één heel belangrijke reden voor deze onmogelijkheid te noemen: Joden en Arabieren zullen geen van beiden ooit Oost-Jeruzalem (inclusief Tempelplein, Rotskoepel en Al Aqsa-moskee) kunnen en willen opgeven.

4 Een dame verkondigde onlangs in het Nederlands Dagblad dat het in de strijd tussen Israël en Hamas alleen om een stuk land ging, en veel minder om religieuze aspecten. Wat een ontstellende onkunde! Voor moslims is het Heilige Land onopgeefbaar omdat het sinds de zevende eeuw ‘land van Allah’ is, dat nooit geheel of gedeeltelijk aan niet-moslims kan worden geschonken. En voor Joden is het Heilige Land onopgeefbaar omdat het land van God is (Lev. 25:23, ‘het land is van Mij’), dat Deze aan zijn volk Israël beloofd en geschonken heeft. Beste mevrouw, geen conflict ter wereld is ‘religieuzer’ dan deze strijd om het Heilige Land!

5 Gods landbelofte aan Israël is onaantastbaar. God heeft uitdrukkelijk beloofd dat Israël eens zou terugkeren naar het land waar hun vaderen vroeger gewoond hadden (Deut. 30:5; 1 Kon. 8:34; Jer. 30:3; Ezech. 20:42), dus niet een of ander geestelijk of hemels ‘land’. Dat deze belofte niet (alleen) betrekking heeft op de terugkeer uit de Babylonische ballingschap, blijkt uit het feit dat het gaat om een terugkeer uit alle landen van de wereld (Jes. 5:26) en dat die terugkeer gekoppeld wordt aan de komst van de Messias en de vestiging van Diens rijk (zie bijv. Jer. 30-33; Ezech. 34-48).

6 Maar er zijn ook beloften van God voor de Arabische Palestijnen! Hoewel deze mensen in de laatste anderhalve eeuw voor een groot deel uit andere landen zijn gekomen, en dus veel Grieks, Armeens, Turks, Iraans en Afrikaans bloed in de aderen hebben, veronderstel ik dat de meesten van hen toch ook de bijbelse Ismaël tot hun voorvaderen mogen rekenen. Ook de zonen van Ketura hebben aan hun DNA bijgedragen (Gen. 25:1-4), maar het is m.i. niet overdreven om de Arabische Bedoeïnenstammen als afstammelingen van Ismaël te beschouwen.

7 Afstammelingen van Ismaël hebben in Gods plannen een bijzondere positie, zoals ook Ismaël in het boek Genesis al een bijzondere positie bekleedt, bijna even bijzonder als die van de drie aartsvaders (Abraham, Isaäk en Jakob). Ismaël is daarbij wel een type van Israël naar het vlees (vgl. Gen. 17:20; Gal. 4:1-7): een ‘ezel’ (een wilde wetteloze), die uiteindelijk gelost zal moeten worden door een Lam (Ex. 13:13) – maar God zorgt in zijn voorzienigheid voor hem (Gen. 17:20). Zo was er dus ook goddelijke genade voor Hagar en Ismaël; we lezen zelfs: ‘God was met de jongen [= Ismaël]’ (Gen. 21:20). Uiteindelijk zijn het Isaäk en Ismaël die samen hun vader Abraham begraven (Gen. 25:11-18): een gebeurtenis die een voorbode is van de vrede tussen Israël en de Arabieren in het Messiaanse rijk, als het Abrahamitisch verbond zijn vervulling zal hebben gevonden.

8 Dit is een overzicht van de overeenkomsten tussen Isaäk (dus Israël) en Ismaël (dus de Arabieren):

(a) Beiden zijn zonen van Abraham. 

(b) Beiden ontvingen van hun vader het teken van de besnijdenis.

(c) God zelf heeft Ismaël zijn naam gegeven (‘God hoort’, Gen. 16:11; vgl. Isaäk: ‘[de mens] lacht’).

(d) Beider nageslacht omvat twaalf zonen en dus twaalf stammen (Gen. 17:20). 

(e) Isaäk én Ismaël ontvangen een erfdeel in het Messiaanse rijk (zie onder).

(f) Ismaëls levensduur wordt vermeld (wat vanaf Abraham verder alleen bij de aartsvaders en Sara gebeurt); de uitdrukking ‘gaf de geest’ wordt in Genesis alleen voor de aartsvaders én Ismaël vermeld (wat aangeeft hoe bijzonder hij is; Gen. 25:17).

9 Vanwege deze treffende overeenkomsten neemt Ismaël als zoon van Abraham in Gods plannen een bijzondere plaats in, veel meer dan Edom (de nazaten van Esau) of dan Moab en Ammon (de nazaten van Lot), om over de vele andere volken maar te zwijgen. Dat mag direct nader blijken.

10 Naast overeenkomsten tussen Ismaël en Isaäk zijn er ook belangrijke verschillen: de lijn van Gods verbond wordt voortgezet met Isaäk, niet met Ismaël. En wat heel typerend is: Ismaël werd een vechter (een doder, net als Esau; Gen. 21:20), geen herder (voeder, verzorger), zoals Isaäk. Ismaël kreeg een Egyptische vrouw (Gen. 21:22), zodat al zijn nazaten dat Egyptische in zich hadden. Israël echter werd als volk wel in Egypte gevormd, maar mocht tijdens de woestijnreis tegelijk leren zich van al het Egyptische te ontdoen (incl. het gouden kalf; Ex. 32-33).

11 ‘Ismaël’ zal zich niet zonder slag of stoot overgeven aan de God en de Messias van Israël. Jesaja spreekt meermalen van de ‘Filistijnen’ (hetzelfde woord als ‘Palestijnen’!) in negatieve zin. Dat geldt niet alleen voor het verleden, maar ook voor de eindtijd. Jesaja 11 beschrijft de vrede van het Messiaanse rijk (vs. 1-9), maar deze vredestoestand wordt voorafgegaan door strijd tegen de Palestijnen in het westen (de Gaza-strook!), en ook tegen Edom, Moab en Ammon; zeg maar: Israëls buurlanden.

12 Jesaja 60 is een van de bijzondere positieve profetieën met betrekking tot de toekomst van ‘Ismaël’ en zijn plaats in het Messiaanse rijk. De naam Ismaël wordt weliswaar niet genoemd, maar wel die van zijn zonen Kedar en Nebajot (Gen. 25:13; 1 Kron. 1:29), en verder worden verschillende stammen van het Arabisch schiereiland genoemd (vs. 6). Het zijn (met name) de Ismaëlieten die Jeruzalem zullen helpen herbouwen (vers. 10). Veel Ismaëlieten zullen zich bekeren tot de God en de Messias van Israël en zullen zich laten leiden door het licht dat van Sion zal uitgaan (vs. 3).

13 Heel bijzonder is ook Ezechiël 47:21-23. In het Messiaanse rijk moet het Heilige Land verdeeld worden onder de twaalf stammen van Israël. Maar ook de ‘vreemdelingen’ (lees: niet-Israëlieten) die onder de Israëlieten wonen en onder hen kinderen verwekt hebben (dus zij die vandaag de Arabische Palestijnen genoemd worden), moeten een aandeel krijgen! Zij zullen gelden als geboren Israëlieten en zullen net als dezen een erfdeel in het Heilige Land krijgen. Dit kan alleen als zij zich zullen leren buigen voor de God van Israël en de Messias van Israël – zoals bijbelgetrouwe Palestijnen vandaag de dag al doen. (Ik heb minstens 13 keer in christen-Palestijnse gemeenten gepreekt, zowel binnen de staat Israël als op de Westbank, en ook in beide gebieden bij Palestijnen gelogeerd.)

14 Elke Jood en elke christen die ‘Palestijnen’ haat omdat zij ‘Palestijnen’ zijn, gaat regelrecht in tegen Gods plannen. Eens zullen (gelovige) Arabieren naast Joden een ereplaats innemen in het Messiaanse rijk van vrede en gerechtigheid. Zoals de profeet zegt: ‘Zing voor de Heer een nieuw lied, zijn lof vanaf het einde van de aarde (…). Laten de woestijn en de steden daarin jubelen, de steden die Kedar [zoon van Ismaël!] bewoont’ (Jes. 42:10-11).