Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Blog Post

251 Een typisch eigentijdse dwaling: het ‘welvaartsevangelie’

25/10/2022 Column

Het ‘welvaartsevangelie’ (prosperity gospel), zoals dat onder andere door Tom de Wal verdedigd wordt, is een van de gevaarlijkste misleidingen die ooit uit het extreem-charismatische denken zijn voortgekomen. De aanhangers ervan geloven dat God materiële welvaart belooft aan allen die zich daarnaar in geloof, reinheid en vrijgevigheid uitstrekken. Als je zelf vrijgevig bent, zul je honderdvoudig terugontvangen, is de redenering.

Hier in het kort mijn ernstige bezwaren tegen het welvaartsevangelie (waarmee mijns inziens ook de ideeën van De Wal stuk voor stuk weerlegd worden).

(1) Oudtestamentische beloften en zegeningen kunnen niet worden overgeheveld naar het Nieuwe Testament. In de Pentateuch worden Israël uitsluitend materiële zegeningen (rijkdom, gezondheid, vruchtbaarheid) in het vooruitzicht gesteld (Lev. 26; Deut. 28), niet zozeer geestelijke zegeningen. In het Nieuwe Testament is het net andersom. De gelovigen zijn gezegend met alle geestelijke zegening in de hemelse gewesten (Ef. 1:3). Paulus spreekt van allerlei ‘zegen’ (Rom. 15:29; Gal. 3:8v.,14; 5:4), maar nooit wekt hij ook maar enigszins de indruk dat hij materiële welvaart insluit. Vergelijk het gebruik van het woord ‘rijkdom’ in Rom. 2:4; 9:23; Ef. 1:7,18; 2:7; 3:8,16; Kol. 1:27, waar het steeds om geestelijke rijkdom en zegeningen gaat.

(2) Bij Johannes heeft ‘leven’ een heel specifieke betekenis: eeuwig leven is kennis van en gemeenschap met de Vader en de Zoon (Joh. 17:3; 1 Joh. 1:1-4). ‘Leven en overvloed’ (Joh. 10:10b) is dan ook ver verwijderd van materiële welvaart. Tegenover Gajus heeft Johannes het er in algemene zin over dat het iemand ‘goed gaat’, dat is bovenal geestelijk (2 Joh. 1:3). ‘Voorspoed’ kan naast materiële welvaart ook gééstelijk welzijn betekenen. 

(3) In 1 Timotheüs is Paulus heel duidelijk over het ideaal van de christen: ‘Nu is de godsvrucht met tevredenheid inderdaad een grote winst; want wij hebben niets in de wereld ingebracht, omdat wij er ook niets uit kunnen wegdragen. Hebben wij echter voedsel en kleding, dan zullen wij daarmee tevreden zijn. Maar wie rijk willen worden, vallen in verzoeking en in een strik en in vele onverstandige en schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang’ (6:6-9). Elders zegt hij: ‘ik heb geleerd tevreden te zijn met de omstandigheden waarin ik ben. Ik weet vernederd te worden, ik weet ook overvloed te hebben; in elk opzicht en in alles ben ik ingewijd, zowel in verzadigd zijn als in honger lijden, zowel in overvloed hebben als in gebrek lijden. Ik vermag alles door Hem die mij kracht geeft’ (Fil. 4:11-13).

Een christen moet tevreden zijn met wat hij heeft en zijn geestelijke energie niet verkwisten door zich uit te strekken naar wat hij níét heeft. ‘Rijk willen worden’ (1 Tim. 6:9) wordt streng veroordeeld. Er zijn er die rijk zijn (niet: willen worden), door wat voor oorzaken dan ook. Daar is niets mis mee, zolang zij zich maar bewust blijven van de gevaren van stoffelijke rijkdom. Daarom moeten zij zich concentreren op waar het wérkelijk om gaat: ‘het eeuwige leven’ (1 Tim. 6:12), ‘het werkelijke leven’ (vs. 19). Tevredenheid is een groot goed: ‘Maak me niet arm, maar ook niet rijk, voed me slechts met wat ik nodig heb. Want als ik rijk zou zijn, zou ik U wellicht verloochenen, zou ik kunnen zeggen: “Wie is de HEER?”’ (Spr. 30:8v.).

(4) Rijkdom is vaak een geestelijk blok aan het been: ‘Hoe moeilijk gaan zij die vermogen hebben, het koninkrijk van God binnen. Want het is gemakkelijker dat een kameel door het oog van een naald binnengaat, dan dat een rijke het koninkrijk van God binnengaat’ (Luk. 18:24v.). Het zijn dan ook de armen die Jezus bij uitstek gelukkig prijst: ‘Gelukkig u, armen, want van u is het koninkrijk van God’ (Luk. 6:20). Met name in Lukas lijken de armen juist een streepje voor te hebben (4:8; 7:22; 14:13v.,21; 16:19-31; 18:22-30; 19:8v.; 21:2-4). Jezus spreekt over het ‘bedrieglijke’ van de rijkdom (Matt. 13:22). Tegenover materiële rijkdom staat het ‘rijk in God’ zijn (Luk. 12:21); materiële rijkdom is een luxe die het ‘rijk in God’ zijn maar al te vaak in de weg staat.

(5) Jezus heeft ettelijke malen de rijken gekapitteld vanwege hun rijkdom: ‘wee u, rijken, want u hebt uw troost al’ (Luk. 6:24), en: ‘Hoe moeilijk gaan zij die vermogen hebben, het koninkrijk van God binnen. Want het is gemakkelijker dat een kameel door het oog van een naald binnengaat, dan dat een rijke het koninkrijk van God binnengaat’ (18:24v.) – waarbij Hij geen onderscheid maakt tussen ‘goede’ en ‘verkeerde’ rijken. Rijkdom als zodánig is blijkbaar een gevaar, zowel voor goede als voor slechte mensen.

(6) Jezus was arm: ‘u kent de genade van onze Heer Jezus Christus, dat Hij, terwijl Hij rijk was, ter wille van u arm is geworden, opdat u door zijn armoede rijk zou worden’ (2 Kor. 8:9; vgl. Zach. 9:9). Hij was arm geboren (Luk. 2:7), zijn ouders waren arm (vgl. vs. 22-24 met Lev. 12:2-8: Maria en Jozef brachten het offer van de armen), en Hijzelf leefde arm: ‘De vossen hebben holen en de vogels van de hemel nesten; maar de Zoon des mensen heeft geen plaats waar Hij zijn hoofd kan neerleggen’ (Matt. 8:20). Jezus had geen geld om de tempelbelasting te kunnen betalen (Matt. 17:24-27). De rijke jongeling zou Jezus pas echt kunnen navolgen als hij zijn rijkdom weggaf aan de armen (Luk. 18:22); dat was een algemene regel voor ál Jezus’ volgelingen (14:33). Jezus leefde van de steun van anderen (8:3). Hij zond zijn discipelen er zonder geld op uit; om een zwaard te kunnen kopen zouden zij hun kleed moeten verkopen (22:25v.).

(7) De armen mogen rekenen op Gods hulp, maar dat is nog heel iets anders dan zich uitstrekken naar materiële rijkdom (vgl. Matt. 6:19-21). Heel nuchter is het woord van Jezus: ‘De armen hebt u altijd bij u’ (Joh. 12:8). Dat is heel wat anders dan de gedachte dat er eigenlijk geen arme christenen zouden mogen zijn.

(8) Verschillende volgelingen van Jezus waren arm: Petrus had geen zilver en goud (Hand. 3:6), Paulus moest met zijn eigen handen werken (1 Kor. 4:11v.; 2 Kor. 6:9v.; Fil. 3:7v.) en begeerde niemands rijkdom (Hand. 20:33-35). Zie verder Jak. 2:5 (God heeft de armen in de wereld uitverkoren om rijk te zijn in het geloof) en 5:1-5 (waar de schrijver tegen de rijken tekeergaat). Dat betekent niet dat we armoede mogen idealiseren, want armoede heeft ook onnoemelijk veel ellende onder gelovigen gebracht. Maar met iets tussen armoede en rijkdom in mogen we tevreden zijn: ‘Hij die veel verzameld had, had geen overmaat, en die weinig verzameld had, had geen gebrek’ (2 Kor. 8:15; citaat uit Ex. 16:18).