Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Blog Post

177 Bach en Boulanger

27/05/2020 Column

Wat hebben een beek en een bakker met elkaar gemeen? ‘Beek’ is in het Duits Bach, en ‘bakker’ is in het Frans Boulanger, en dan snap je het verband meteen – als je tenminste de componiste Lily Boulanger kent. Laat me van zowel Johann Sebastian Bach als Lily Boulanger iets mogen vertellen.

Eind maart verscheen mijn boek Het Paradijs van zijn val tot zijn herrijzenis, korte tijd na de verschijning van de Engelse versie: The Eden Story, die positief ontvangen is. In mijn boek heb ik een groot aantal muziekwerken genoemd, omdat weinig dingen in het leven meer ‘Edense’ vreugden in mij wakker maken dan muziek. In hoofdstuk 9, dat over ‘Het laatste Eden’ handelt, heb ik een aantal grootse muziekwerken opgenomen waarin de lente wordt uitgebeeld. Ik was net te laat om in die lijst nog drie extra werken op te nemen. Het ene is cantate 169 (Gott soll allein mein Herze haben) van Johann Sebastian Bach, waarin deze prachtige woorden voorkomen: Was ist die Liebe Gottes? Des Geistes Ruh, der Sinnen Lustgenieß, der Seele Paradies: Gods liefde is het ‘paradijs’ van de ziel!

Het tweede werk is Bachs pinkstercantate 172 – goed om te noemen met het oog op het nadere Pinksteren! De cantate heet Erschallet, ihr Lieder, erklinget, ihr Saiten! In de tekst komen deze mooie woorden voor: O Seelenparadies, das Gottes Geist durchwehet, der bei der Schöpfung blies, der Geist, der nie vergehet; auf, auf, bereite dich, der Tröster nahet sich. Vrij vertaald: ‘O paradijs van de ziel, dat door Gods Geest doorwaaid wordt, diezelfde Geest die al bij de schepping blies (Gen. 1:2b; 2:7), de Geest die nooit vergaat; kom op, maak jezelf gereed: de Trooster komt eraan!’ In beide cantaten komt een gedachte voor die ik in mijn boek helemaal ‘over het hoofd had gezien’: de liefde van God is het paradijs waarin de ziel haar rust vindt, maar ook: de ziel van de gelovige is zelf als een paradijs, een hof waarin de Pinkstergeest komt waaiden. Ik weet wel: het is piëtistische dichtkunst uit de achttiende eeuw – maar ik vind het toch wel mooi. En het herinnert me aan Hooglied 4:16; met een kleine variatie: “Ontwaak, Pinkstergeest, waai door mijn tuin, zodat de geur van zijn specerijen zich verspreidt.”

Natuurlijk komt het woord ‘paradijs’ nog heel wat andere keren in de cantates voor; maar dan gaat het óf om de val van Adam en Eva in het paradijs, óf om het paradijs als de plaats waar de gelovige heengaat bij het sterven.

Het derde werk dat ik in mijn Paradijs-boek had willen vermelden, is van totaal andere aard. Het is een werk dat ik pas sinds kort ken en dat ik graag een plekje in die lijst had gegund, omdat het me zo aanspreekt (ik heb het al heel wat keren via youtube afgespeeld). Het gaat om een compositie van de Franse componiste Lily Boulanger, die helaas al op 24-jarige (!) leeftijd is overleden. (Dat is zelfs nog twee jaar vroeger dan Giovanni Battista Pergolesi, beroemd om zijn Stabat Mater) Het stuk waar ik op doel, dateert uit haar sterfjaar: 1918. Ze overleed precies dertien dagen vóór de geboorte van mijn moeder, maar dat heeft er verder niets mee te maken.

Het werk duurt nog geen zes minuten en heet D’un matin de printemps, ‘Over een lentemorgen’. In een van de hoofdstukken van mijn boek Het paradijs betoog ik hoezeer de lente in onze ziel Edense gevoelens weet op te roepen. Elke lente, wanneer de natuur weer tot bloei komt, is een heerlijke belofte van het paradijs dat eens in deze schepping in ere hersteld zal worden. Het stuk is vermoedelijk een beetje bijgeschaafd door Lily’s zuster, Nadia Boulanger (1887-1979. Zo jong als Lily gestorven is, zo oud is haar (zes jaar oudere) zuster geworden. Nadia heeft zelf ook verdienstelijk gecomponeerd, maar na het overlijden van haar zuster heeft zij het componeren helemaal opgegeven. In plaats daarvan heeft ze zich toegelegd op de verzorging en uitgave van Lily’s nalatenschap én het lesgeven: ze doceerde, piano, orgel en compositie. Ze heeft les gehad van grootheden als Louis Vierne en Charles-Marie Widor, en zelf onnoemelijk veel groten lesgegeven: alfabetisch: Burt Bacharach, Daniel Barenboim, Leonard Bernstein, Elliott Carter, Aaron Copland, John Eliot Gardiner, Philipp Glass, Quincy Jones, Michel Legrand, Dinu Lipatti, Darius Milhaud, Ástor Piazzolla, en nog veel meer.

Als je Nadia’s carrière bekijkt, denk je onwillekeurig: wat zou er uit Lily geworden zijn als ze net zo oud als haar zuster had mogen worden? Lily was in 1913 de eerste vrouw die de prestigieuze Prix de Rome won, een compositieprijs die eerder gewonnen was door mannen als Hector Berlioz, Ambroise Thomas, Ernest Boulanger (Lily’s vader), Charles Gounod, Georges Bizet, Jules Massenet en Claude Debussy. In haar korte leventje schreef Lily onder andere de cantate Faust et Hélène(waarmee zij de Prix de Rome won), en sommige lezers zal het interesseren dat ze ook drie Psalmen getoonzet heeft: Ps. 24, 129 en 130. Ook componeerde zij een Pie Jesu (een bekend onderdeel van het Requiem; had zij langer geleefd, dan had zij wellicht een compleet Requiem gecomponeerd). Maar zij componeerde ook Vieille prière bouddique (‘Oud boeddhistisch gebed’).

Lily’s laatste werk was D’un soir triste, ‘Over een droevige avond’. Ze is veel bezig geweest met de dood, niet alleen omdat zij al jaren haar eigen dood voelde naderen, maar ook omdat in 1900 haar zeer geliefde vader stierf. Ze waren zeer gehecht aan elkaar ondanks het leeftijdsverschil: Ernest was 77 toen Lily geboren werd… Naast dat droevige stuk ben ik extra blij met dat zoveel zonniger stuk, dat ik al noemde: D’un matin de printemps… Eens, in de herrezen hof van Eden, zal het altijd lente zijn!