Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Willem J. Ouweneel

Emeritus hoogleraar

Publicist

Schrijver

Spreker/prediker

Blog Post

Psalmendagboek Dag 41: Psalm 22:15-22

04/09/2023 Column

David/de Messias vervolgt: ‘Ik word uitgegoten als water (d.i. mijn hart smelt, de moed ontvalt mij; vgl. Joz. 7:5) en al mijn beenderen zijn ontwricht (iets wat als gevolg van de kruisiging voor Jezus letterlijk werkelijkheid was geworden); mijn hart is als was, het is gesmolten in mijn binnenste; mijn kracht is opgedroogd als een potscherf en mijn tong kleeft aan mijn gehemelte (als gevolg van onbeschrijfelijke dorst; vgl. Joh. 19:28); ja, U legt mij in het stof van de dood (d.w.z. als mijn tegenstanders er werkelijk in slagen mij te doden, dan bent U Degene die dat in feite doet; want niets wat mij overkomt, gaat buiten U om)’ (vs. 15-16). Let op dat ‘stof’: zoals de mens uit het stof geformeerd is, zo keert hij, als hij sterft, terug tot het stof van de aarde (Gen. 2:7; 3:19; Job 10:9; Pred. 3:20).

‘Want (wilde, hongerige) honden (uiteraard figuurlijke taal) omgeven mij, een gezelschap van boosdoeners omringt mij; zij hebben mijn handen en voeten doorboord (iets wat letterlijk bij de kruisiging gebeurde, toen Romeinse soldaten Jezus aan het kruis spijkerden; zie bijv. Matt. 27:35; Joh. 20:25) (aldus sommige antieke bronnen; de gangbare Hebreeuwse tekst zegt: ‘als een leeuw [zijn zij; misschien: knaagden zij] aan mijn handen en voeten); al mijn beenderen kan ik tellen (door magerte of door het wegteren van mijn vlees); mijn tegenstanders staren naar mij en kijken met leedvermaak naar mij’ (vs. 17-18).

‘Zij verdelen mijn klederen onder elkaar en werpen het lot over mijn mantel (ook dit werd letterlijk vervuld bij de kruisiging van Jezus; Joh. 19:23-24)’ (vs. 19). Deze mantel lijkt het enige persoonlijke voorwerp (van enige waarde) geweest te zijn dat Jezus ooit bezeten heeft (vgl. Luk. 9:58).

‘Maar U, Here, wees niet ver weg! U, mijn sterkte, haast U om mij te helpen! Red mijn ziel van het zwaard, mijn “enige” (hier een aanduiding voor de ziel in de zin van het fysieke leven, dat zo dierbaar is als een enig kind) van het geweld van de (vraatzuchtige) hond (zie vs. 17)! Red mij uit de muil van de leeuw!’ (vs. 20-22a; vgl. vs. 14 ).

Vers 22b kan betekenen: ‘Antwoord mij vanaf de horens van de wilde os!’ Maar waarschijnlijker moeten we lezen: ‘U hebt mij geantwoord…’ In dat geval gaat het hier om de opstanding van de Messias, die door God bewerkt werd in antwoord op zijn smeekbeden (vgl. Hebr. 5:7). Hij werd gered, niet van de dood, maar door de dood heen.